Over het psychoanalytisch begrip van trauma’s door gevangenschap in een concentratiekamp
De specifieke schade in de psychische structuur van het individu die ontstaat door belasting tijdens de gevangenschap in een concentratiekamp, komt voort uit de historisch-biografische dimensie – uit de subjectieve ervaring van de traumatiserende gebeurtenis.1Vgl. Quindeau 1995, blz. 39. Dat wil zeggen, de oorzaak van de traumatisering is gelegen in het ervaren van een historische gebeurtenis waar betrokkenen aan overgeleverd waren. De beschadiging in het individu komt niet tot stand door een incidentele prikkel, maar door een voortdurende opeenvolging van traumatische ervaringen die kenmerkend zijn voor de omgeving van een concentratiekamp.
Door wat de betrokkenen in concentratiekampen overkomt, ontstaat voor hen een ‘reële psychotische kosmos’,2Eissler 1963. een wereldbeeld dat hoofdzakelijk gekenmerkt wordt door de traumatische gebeurtenissen in de omgeving.
Er bestaan vele elementen die samen de traumatische omstandigheden in de concentratiekampen vormen, zoals:
‘het ontrukt zijn uit het vertrouwde socioculturele milieu en het gezinsverband; de permanente scheidingsangst van nauwe verwanten; het meemaken van foltering en moord; de immer machteloze verwachting van de eigen gewelddadige dood (door “selectie”, foltering, uithongering, dwangarbeid, als object van zogenaamde medische experimenten, enz.); de belemmering van elk eigen initiatief, dus barbaarse reïnfantilisering; de ontindividualisering (door nummering en het ontnemen van alle persoonlijke bezittingen); de vernietiging van privéleven en het neerhalen van schaamtebarrières; het systematisch buiten werking stellen van oorzakelijkheidsprincipes (voor dat wat gebeurde werden geen redenen aangegeven, het was niet te verklaren); het ontnemen van tijdsbesef (men had geen klokken en ook geen kalender) waardoor een middel om structuur aan te brengen verdween; de voortdurende ontluistering en vernedering van een te vernietigen minderheid.’3Grubrich-Simintis 1979, blz. 997. Geciteerd naar Quindeau 1997, blz. 40 e.v.
Omdat uit al deze elementen een traumakosmos ontstaat die op de betrokkenen inwerkt, wordt ook wel gesproken van ‘cumulatieve traumatisering’4Het begrip is afkomstig van Khan (1963). van de slachtoffers.
Alfred Lorenzer beklemtoonde dat een hoofdkenmerk van de nazistische terreur was het streven naar vernietiging van de individualiteit van de vervolgden. Het systeem van de concentratiekampen onderbrak de continuïteit van het leven van de betrokkenen, wat vergelijkbaar is met een breuk in de identiteit. Om te overleven werden de slachtoffers teruggeworpen op een noodzakelijke kunstmatige infantilisering van het Ego,5Vgl. Quindeau 1995, blz. 41. hetgeen regressie betekent. Door dit afweermechanisme van het Ego ontstaat het gevaar dat, bij een verder voortschrijden van de regressie tot de orale fase, de toestand van het ‘Muselmann-syndroom’ bereikt wordt. Omdat dan een toestand van totale lethargie ontstaat, wordt de drang om te overleven niet ondersteund, maar komt overleven zelfs zeer in gevaar.
Traumatisering door gevangenschap in een concentratiekamp beschadigt bovendien blijvend de narcistische libidohuishouding.6‘Onder libido verstond Freud de seksuele energiebron van de mens. In het narcistische ontwikkelingsstadium na de geboorte is het libido egoïstisch, dat wil zeggen op het individu zelf gericht. Pas als objectvoorstellingen ontwikkeld zijn – dus als het symbiotische stadium overwonnen is, waarin de zuigeling zich versmolten voelde met de moeder — worden ook andere (objecten) libidineus bezet. Zelf- en objectliefde vormen een dialectische eenheid van drift en driftloze gevoelens. Dit wordt “narcisme” genoemd’ (Krefting 1999). Dit kan leiden tot het verdwijnen van alle Ego- en Objectbezettingen en betekent de dood van het individu.7Vgl. Quindeau 1995, blz. 42.
Lees verder →