Traumatiseringsfasen
Een specifiek kenmerk van traumatisering door het concentratiekampsysteem van de nationaalsocialisten is het feit dat de gehele sociale omgeving – de staat en de maatschappij – als vervolger optrad.1Vgl. Quindeau 1995, blz. 42. De vervolging beperkte zich niet tot enkele individuen, maar richtte zich op het gehele collectief, in ons geval op de Getuigen van Jehovah als minderheid.
Daarom moet de periode van vervolging beschouwd worden als de eerste traumatiserende periode.2In hetgeen volgt worden de ‘vervolgings- en traumatiseringsindeling’ volgens Keilson (1979) overgenomen. De vervolging begint met het wegnemen van de rechtsbescherming en de steeds scherpere maatregelen tegen de Getuigen van Jehovah in de invloedsgebieden van de nationaalsocialistische machthebbers. Daardoor werd bij de slachtoffers angst opgeroepen, die verband hield met de aanval op de integriteit van het gezin en haar economische voortbestaan. Het plotseling verdwijnen van familieleden, bekenden en vrienden en de steeds vaker voorkomende razzia’s gevolgd door deportaties, leidden onvermijdelijk tot isolering uit de vertrouwde gemeenschap. De vertrouwde omgeving werd ontbonden.
De tweede periode begint met deportatie naar het huis van bewaring en vervolgens naar het concentratiekamp. Er ontstaat een situatie van rechteloosheid, die in het concentratiekamp ten slotte uitmondt in direct levensgevaar.3Vgl. Quindeau 1995, blz. 43.
De reactie van mensen op de traumatische situatie in het concentratiekamp kan volgens Cohen en Ahearn worden ingedeeld in fasen,4Er zijn talrijke onderzoeken gedaan naar de fysieke en psychische gevolgen van rampen. Hier wordt de fase-indeling van Cohen en Ahearn uit 1980 weergegeven (vgl. Zimbardo /Gerrig 1999, blz. 378). die ik hieronder zal uiteenzetten.
De eerste fase wordt gekenmerkt door shock, verwarring en psychische afstomping. Het lukt niet om de traumatiserende gebeurtenis in haar volle omvang te begrijpen. Frankl5Viktor E. Frankl werd geboren op 26 maart 1905 en hij was arts en psycholoog in Wenen voordat hij door de nazi‘s naar verschillende concentratiekampen gedeporteerd werd. Hij overleefde Auschwitz en keerde naar zijn geboortestad terug waar hij een leerstoel voor neurologie en psychiatrie aan de universiteit van Wenen verkreeg. Frankl grondvestte een psychotherapie – de logotherapie – waar zijn kampervaringen in verwerkt zijn. De kampgevangenschap tussen 1942 en 1945 beïnvloedde dus deze existentiële therapieprocedure, waarbij de cliënt ondersteund wordt om, door het verwerken van zijn eigen lijden, zijn bestaan zin en geestelijke betekenis te geven (vgl. Comer 2001, blz. 56; Frankl 2002, opmerkingen door auteur). beschrijft deze eerste fase in het concentratiekamp als ‘Aufnahmeschock’.6Frankl 2002, blz. 24. De acute psychofysiologische reactie wordt gekenmerkt door een stijging van de spanning van het zenuwstelsel: het lichaam reageert met een vlucht- respectievelijk vechtresponse. Daarbij komt een complexe biochemisch-elektrische staat van opwinding, die gepaard gaat met hartkloppingen, verhoogde bloeddruk of beven. De psychische toestand van de betrokkenen blijkt uit huil- en schreeuwbuien en ook slaapstoornissen.7Horie 1997, blz. 49. Omdat het individu in het kamp deze verhoogde activering van het sympatisch zenuwstelsel niet door passende handelingen kan afbouwen, moet het lichaam met een tegenreactie komen om de staat van opwinding onder controle te krijgen.
Op de psychofysiologische staat van opwinding volgt in dit stadium een emotionele demping die tot relatieve apathie leidt. Daarnaast probeert het lichaam de activiteit van het parasympatische zenuwstelsel te vertragen.
Symptomen van een totale parasympatische controle zijn een zich-dood-houdenreflex, machteloosheid en dissociatie.8Horie 1997, blz. 49. Dissociatie is een procesachtige gebeurtenis, waarbij bepaalde gedachten of psychische activiteiten hun normale relatie tot de overige persoonlijkheid verliezen. Deze worden afgesplitst en functioneren om zo te zeggen onafhankelijk. Daarmee kunnen logisch onverenigbare gedachten en gevoelens en instellingen naast elkaar gehandhaafd worden zonder tot een intrapersoneel conflict te leiden (vgl. Arnold e.a. 1997, blz. 383). De Franse psychiater Pierre Janet heeft reeds meer dan 100 jaar geleden gewezen op deze verschijnselen die hij bij patiënten met zogenaamde hysterische symptomen vaststelde. De betrokkenen hadden het vermogen verloren om psychisch overweldigende gebeurtenissen in hun herinnering te integreren. Dissociatie vormt zodoende een verder symptoom van trauma‘s (vgl. Horie 1997, blz. 64). De mens in gevangenschap in een concentratiekamp is niet alleen in zijn fysieke actieradius beperkt, maar ook in zijn emotionele. De traumatische inperking van de emoties kan tot een toestand van ‘emotionele doofheid’9Horie 1997, blz. 50. leiden. Volgens Frankl komt dat overeen met een innerlijk afsterven.
‘Het afsterven van normale emoties schrijdt dan voort. In het begin kijkt de gevangene weg als hij bijvoorbeeld op appel moet komen om bij de strafexercitie van een of andere groep te moeten toekijken. Hij kan de aanblik van sadistisch gekwelde mensen […] nog niet verdragen. […][Bij het verdere verloop van de psychische verandering van de gevangene; opmerking auteur] kijkt hij niet meer weg. Onverschillig, reeds afgestompt, kan hij rustig toekijken. […] Gekwelden, zieken, stervenden, doden – dit alles is zo’n gangbare aanblik, na enkele weken van kampleven, dat het hem niets meer doet.’10Frankl 2002, blz. 42 e.v.
De apathie, het onverschillig worden, is een noodzakelijk beschermingsmechanisme van de psyche waardoor de werkelijkheid in haar emotionele dimensie verborgen wordt. De betrokkene voelt zich leeg, alsof hij dood is.
Deze fase wordt gevolgd door ‘automatisch handelen’ – de poging van het individu om op de gebeurtenis te reageren. De vaste gedragspatronen spelen zich af op het onbewuste niveau. Herinnering aan ervaringen kan in deze fase afwezig zijn.11Zimbardo/Gerrig 1999, blz. 378. In deze door voortdurende psychische belasting in de vorm van ontberingen, honger en ziekte gekenmerkte fase probeert de betrokkene vóór alles aan de bevrediging van zijn zogenaamde instinctieve behoeften, zoals honger, te voldoen.
De kwestie van lijfsbehoud leidt tot een radicaal verlagen van de waarde van al het andere dat niet aan deze exclusieve behoefte tegemoet komt. Frankl noemt dit automatisch handelen met het oog op het lijfsbehoud en het daarmee verbonden verdwijnen van alle hogere belangen ‘de culturele winterslaap van het kampleven’.12Frankl 2002, blz. 60.
In de derde fase, die vergezeld gaat van het gevoel dat iets overwonnen moet worden, ervaart het traumaslachtoffer dikwijls het einde van zijn energiereserves. Daarmee verbonden is de ontnuchtering: de emotionele bewustwording van de verschrikkelijke gebeurtenis.
Victor Frankl drukt deze emotionele ontnuchtering, die kampgevangenen ervaren, als volgt uit:
‘Het innerlijke leven in het concentratiekamp vervalt tot […] een retrospectieve wijze van bestaan, omdat de mens geen houvast meer heeft. […] De neiging tot terugkeer naar het verleden […] draagt bij tot de ontwaarding van het heden met al haar verschrikkingen. […] De totale ontwaarding van de realiteit, die correspondeert met de elementaire manier van leven van de kampgevangene, verleidt iemand ertoe zich volledig te laten gaan – omdat alles toch zinloos is.’13Frankl 2002, blz. 117.
In de laatste fase proberen de betrokkenen om te gaan met veranderingen veroorzaakt door de traumatische gebeurtenis, en ze proberen zichzelf en hun leven te reorganiseren.14Zimbardo/Gerrig 1999, blz. 378. Hoewel hiermee de tijd na de bevrijding bedoeld wordt, betekent dit niet het einde van de traumatisering. Volgens Keilson betitelen veel overlevenden deze fase als de meest ingrijpende in hun leven: de omvang van de vervolging en de geleden traumatische belevenissen dringen tot het bewustzijn door. Ook het verblijf in Displaced Persons Camps15Vluchtelingenkampen leidde tot verdere traumatisering. Daar merkte niemand de emotionele behoeften van de slachtoffers op en werd uitsluitend materiële zorg geboden.
De extreme belasting in het concentratiekamp kenmerkt zich door de fundamentele ontzegging van de basisbehoeften van de mens.16Vgl. Quindeau 1995, blz. 44.
Lees verder →