Petronella Katharina (Katja/Toos) Berkers-van Lierop

Petronella Katharina Berkers werd op 4 november 1911 in Nederland geboren.1De biografische schets is gebaseerd op het volgende materiaal: WTA Emmen, Berkers-van Lierop, Katharina, interview 1985, nr. 372; WTA Wenen, verzamelde gegevens, 30-10-2001; WTA Emmen, samenvatting interview Willemson-Berkers, Lucia; WTA Emmen, gevangenisdocument nr. 17 Berkers, Petronella, FKL Ravensbrück.

Katharina Berkers-van Lierop, kamppas van het concentratiekamp Ravensbrück
Katharina Berkers-van Lierop, kamppas van het concentratiekamp Ravensbrück. (Historisch archief Wachttorengenootschap Emmen/Nederland)

De streng rooms-katholieke Katja kwam in het midden van de jaren dertig in contact met de geloofsgemeenschap van Jehovah’s Getuigen. Ze ging zich intensief verdiepen in religieuze literatuur uit Duitsland en kon ook haar echtgenoot ertoe motiveren de geloofsleer van de Bijbelonderzoekers te bestuderen. De belofte van een aards koninkrijk Gods zonder oorlog boeide Katja. Tegen het einde van de jaren dertig begon ze met het werk in de ‘pioniersdienst’, ofschoon ze pas in het jaar 1941 door de doop formeel in de geloofsgemeenschap werd opgenomen. Vanuit haar woonplaats Helmond verbreidde ze de ‘waarheid’, door middel van de religieuze lectuur, in de streek rond Eindhoven. Toen na de inval van de Duitse troepen in 1940 de geloofsleer verboden werd, zette Toos – zo genoemd door haar geloofszusters – haar zendingswerk voort. Tijdens zo’n predikingsdienst werd Toos Berkers verraden en op 14 maart 1941 gearresteerd door de Nederlandse politie. Ten tijde van haar arrestatie had ze vier kinderen in de leeftijd van achttien maanden tot acht jaar. Na een verhoor door de Gestapo lieten de nazi’s Toos Berkers naar een gevangenis in Düsseldorf brengen. Daar bleef ze meer dan een half jaar. In november 1941 werd Berkers naar het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück gedeporteerd. Ze behoorde tot de eerste Nederlandse vrouwelijke Jehovah’s Getuigen die naar dit concentratiekamp werden gestuurd. Het registratienummer dat ze kreeg – 8188 – was relatief laag. Met andere Bijbelonderzoeksters werd ze ingedeeld in blok 12.

Vier kinderen van Katharina Berkers- van Lierop (foto december 1945)
Vier kinderen van Katharina Berkers- van Lierop (foto december 1945). (Historisch archief Wachttorengenootschap Emmen/Nederland)

Wat vooral een onuitwisbare indruk op haar gemaakt heeft zijn de wegen van steenslag, waarop de vrouwen in de zomer met blote voeten moesten lopen. Alleen in het koude jaargetijde kregen ze schoenen – verschillende, die niet pasten.

Toos werd ingedeeld bij het commando ‘angorafokkerij’. Daar werd voor het eerst om geloofsredenen het werk geweigerd omdat het de vrouwen ter ore was gekomen dat de wol van de angorakonijnen voor militaire doeleinden bestemd was. Toen Toos pas kort in dit concentratiekamp was, kreeg ze samen met de andere ‘werkweigeraarsters’ een ‘bunker’-straf van meer dan zes weken. Bij het ondergaan van deze straf, in de ijzige kou van januari 1942, vroor ze bijna dood. In deze situatie ondersteunden de Bijbelonderzoeksters elkaar vooral door gesprekken over het geloof en door gebeden. Ondanks de steeds verslechterende voedselsituatie in Ravensbrück deelde Toos haar eten met geloofszusters die er slechter aan toe waren dan zij. Ook voor mannelijke gevangenen gooide ze haar brood over de omheining, omdat ze geschokt was door de aanblik van de wandelende geraamtes en zich sterk genoeg voelde om iets van haar toch al krappe rantsoen af te staan. Na een half jaar in het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück was Toos ten slotte eveneens zo vermagerd, dat ‘men aan haar heupbeenderen een muts kon ophangen’.2WTA Emmen, Berkers-van Lierop, Katharina, interview 1985, nr. 372.

Een bijzonder traumatische ervaring waren de selecties, waarover Toos later te weten kwam dat de uitgekozen vrouwen werden vergast.

In mei 1943 werd Toos Berkers als een van de vijf Nederlandse vrouwelijke Jehovah’s Getuigen naar het werkkamp St.-Lambrecht overgeplaatst. Daar werkte ze in de keuken. Het was haar taak voor de gevangenen van het mannen- en vrouwenconcentratiekamp te koken en te bakken. Later moest ze zorgen voor de kinderen van het officiersgezin Stadler, dat niet ver van het klooster woonde. Zelf gescheiden van haar eigen kinderen kon ze zich nog goed de beide jongetjes en de baby die ze moest verzorgen, herinneren.

Ofschoon de levensomstandigheden in het vrouwenconcentratiekamp St.-Lambrecht beter waren dan in Ravensbrück, konden ze niet als normaal worden bestempeld. Toos Berkers kreeg oedeem – vermoedelijk hongeroedeem door de eenzijdige, karige voeding.

Toos vond dat ze in het concentratiekamp St.-Lambrecht meer vrijheden genoot dan in Ravensbrück. Zo lukte het haar van de plaatselijke bakker een Bijbel te krijgen en deze in haar strozak te verbergen. Ter bescherming van hun menselijke waardigheid dienden ook de grapjes die de Bijbelonderzoeksters zich onder elkaar konden veroorloven. Zo vertelde Toos Berkers dat ze van sinaasappelschillen een gebit knutselden en elkaar daarmee achterna zaten. De toestanden in het kamp konden niet verhinderen dat de vrouwelijke Getuigen er grote waarde aan hechtten om er verzorgd uit te zien. Vooral Toos Berkers was er trots op dat ze er altijd goed uitzag.3De uitgesproken verzorgde verschijning van de bejaarde dame van 91 jaar maakte diepe indruk op mij en maakt het gemakkelijk te begrijpen hoe belangrijk een aantrekkelijk uiterlijk, ook tijdens gevangenschap, voor haar was.

Ze leed onder het feit dat er niet genoeg middelen en mogelijkheden voor de maandelijkse hygiëne in het kamp aanwezig waren. Dat vond ze een heel vervelende situatie. Tot stoornissen in haar identiteit als vrouw zou deze toestand echter niet hebben geleid.

De Duitse Jehovah’s Getuigen waren voor Toos een groot voorbeeld. Omdat haar Duitse geloofszusters een nog langere periode van vervolging hadden verdragen dan zijzelf, bezag Toos hen met respect.

Toos durfde zelfs tijdens haar gevangenschap kritische opmerkingen over het naziregime te uiten. Bij één gelegenheid vroeg ze in St.-Lambrecht aan een Duitse soldaat, van wie beide benen waren afgeschoten, hoe dit gekomen was. Toen hij antwoordde dat het nu eenmaal oorlog was, reageerde de Bijbelonderzoekster fel met: ‘Dat is het verschil. Wij voeren geen oorlog omdat in de Bijbel staat dat je niet mag doden. Ga terug naar Hitler, en vraag hem of hij je nieuwe benen geeft!’4PA, interview Berkers, Toos, 16-10-2002.

Kort voor de bevrijding door het Britse leger nam een SS’er afscheid van Berkers en zei dat ze de brutaalste van alle vrouwen geweest was. Toch bedankte hij haar voor het werk dat ze in St.-Lambrecht had gedaan. Bij dit voorval werd Toos voor de eerste keer door een SS’er bij haar naam aangesproken.

Na de bevrijding ondernam Toos Berkers de terugreis samen met de andere Nederlandse Jehovah’s Getuigen. In België werd ze korte tijd in een klooster door paters verzorgd, voordat ze met de trein haar geboortestad Eindhoven bereikte. Daar ging ze op zoek naar haar man en kinderen. Haar man, Nico Berkers, was door de nazi’s eveneens naar een concentratiekamp gedeporteerd. Na de arrestatie van Toos brachten haar ouders haar vier kinderen naar een klooster. Nico Berkers haalde ze na korte tijd weer op en liet ze door verschillende gezinnen van Bijbelonderzoekers verzorgen. Nico werkte daarna ondergronds en werd, zoals gezegd, eveneens gearresteerd. De kinderen van Toos Berkers brachten de tijd dat hun ouders gevangen zaten, gescheiden van elkaar door. Toen het gezin weer herenigd was, waren ze van elkaar vervreemd. De jongste zoon herkende zijn moeder niet. Hij beschouwde zijn pleegmoeder als moeder, wat Toos veel pijn deed. Ook de kinderen onderling kenden elkaar nauwelijks. De echtelieden, die beide jarenlange concentratiekampgevangenschap achter zich hadden, moesten elkaar opnieuw leren kennen. Ze waren na de traumatische ervaringen veranderd.

Katharina Berkers-van Lierop enkele jaren na de bevrijding
Katharina Berkers-van Lierop enkele jaren na de bevrijding. (Historisch archief Wachttorengenootschap Emmen/Nederland)
Nico Berkers (datum foto onbekend)
Nico Berkers (datum foto onbekend). (Historisch archief Wachttorengenootschap Emmen/Nederland)

Voor het gezin Berkers waren de levensomstandigheden in de jaren na de oorlog uiterst slecht. Toos verkocht zelfs haar gestreepte kampkleding om te kunnen overleven. Bij het Instituut voor Oorlogsslachtoffers probeerde ze ondersteuning te krijgen. Het duurde acht jaar voor de formaliteiten waren afgewikkeld. Toos werd voor honderd procent invalide verklaard. De kampgevangenschap had haar sporen nagelaten. Toos droomde vaak over de concentratiekampen Ravensbrück en St.-Lambrecht. Uit deze nachtmerries werd ze met een schok wakker en zocht dan haar toevlucht in het gebed. De moeilijke situatie werd nog verergerd door haar beide ouders die het contact met Toos verbraken omdat zij een actieve Getuige van Jehovah was gebleven. De katholieke ouders bezagen haar niet meer als dochter – een bittere ervaring in de toch al zware levensomstandigheden.

De ervaring in de beide concentratiekampen beschouwde Toos Berkers als een geloofsbeproeving. Ze bleef haar overtuiging trouw. Samenvattend zei ze: ‘Ik heb het goede in het leven ontvangen, dan moet ik ook het slechte aannemen.’5PA, interview Berkers, Toos, 16-10-2002.

Katharina Berkers-van Lierop in oktober 2002
Katharina Berkers-van Lierop in oktober 2002. (Privéarchief Anita Farkas, Tillmitsch/Oostenrijk)


Lees verder →