De inbeslagneming van het klooster door de nationaalsocialisten en de verdere ontwikkeling tot SS-landgoed
De machtsgreep door de nationaalsocialisten werd in Oostenrijk met grote instemming ontvangen. In maart 1938 begroetten ook de inwoners van St.-Lambrecht de binnenmarcherende troepen met gejuich, en de huizen waren met vlaggen versierd. In de agrarische plaats, die veertienhonderd inwoners telde, verwachtte men door het nieuwe systeem vooral een lastenverlichting voor de boeren. De machthebbers van het nieuwe regime toonden echter snel hun ware aard en traden kort na de Anschluss1‘Het begrip Anschluss omvat verschillende politieke concepties en gebeurtenissen. […] Anschluss in de engere zin betekent de inval van de Duitse troepen in Oostenrijk op 12 maart 1938, het ‘Bundesverfassungsgesetz über die Wiedervereinigung Österreichs mit dem Deutschen Reich’ en een overeenkomende Duitse Rijkswet van 13 maart 1938 alsook de machtsgreep van de Oostenrijkse nationaalsocialisten op 11/12 maart 1938 (Pfeifer 1941, blz. 20 e.v.). Voor een nader begrip telt verder de voorbereiding en uitvoering van de volksraadpleging op 10 april 1938 over de aansluiting van Oostenrijk bij het Duitse Rijk alsook de bestuursmatige ‘inlijving’ van Oostenrijk bij het Duitse Rijk (Botz 1978, blz. 220-243).’ Geciteerd naar Haas 2002, blz. 26. consequent en zeer hard tegen de benedictijner kloostergemeenschap op. Al op 17 en 18 maart deden ongeveer honderd SA- en SS-soldaten onder leiding van de kantonrechter Ingomar Held uit Neumarkt huiszoeking in het klooster, zogenaamd met het doel een groot aantal wapens in beslag te nemen. Vermoedelijk zocht men toen al naar brieven en akten waarin men bewijzen voor moreel strafbare feiten zou kunnen vinden.2Vgl. Jagoschütz 1990, blz. 29; Seiler 1994, blz. 14 e.v. De abt en de zich in het klooster bevindende paters werden tijdens de doorzoeking twee dagen in de conversatiekamer geïnterneerd. Na de huiszoeking bleef een grote ravage achter,3Hierbij werd bijvoorbeeld de kloostergracht blootgelegd. zodat de toenmalige abt Viktorin Weyer zich genoodzaakt zag de gebeurtenissen in een verslag aan de Gestapo in Graz te melden. Hij eiste in dit verband ook een onderzoek naar dit eigenmachtige optreden. Maar in plaats van een ‘regeling van dit voorval’ volgde een week later, schijnbaar als wraakoefening, een verdere huiszoeking. Hierbij beschuldigde men de abt ervan dat hij de SS- en SA-manschappen van diefstal had beticht.4Vgl. Jagoschütz 1990, blz. 32; Seiler 1994, blz. 15. Wederom meldde de abt de gebeurtenissen aan de Gestapo in Graz, wat tot gevolg had dat de paters en de abt zich geconfronteerd zagen met de aanklacht van laster en vijandigheid tegen de staat. Op 7 mei werd het klooster opgeheven en overgedragen aan een door het militair gezag aangesteld bestuur in de persoon van Hubert Erhart.5Vgl. Jagoschütz 1990, blz. 34. Erharts werkkamer lag op het terrein van het huidige bureau voor bosbeheer, waar ook alle ‘dienstbesprekingen’ plaatsvonden (PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002).
Daarover staat in een brief van Heinrich Müller, de chef van het bureau IV in het Reichssicherheitshauptamt6Rijksveiligheidsdienst en leider van de Gestapo, aan de rijkscommissaris voor hereniging van Oostenrijk met het Duitse Rijk het volgende:
‘Op grond van zware overtredingen in de benedictijnenabdij St.-Lambrecht en het benedictijnenklooster Admont (Stiermarken) heeft de rijkspolitiedienst Graz de benedictijnenabdij St.-Lambrecht door de beschikking van 19-5-1938 en het benedictijnenklooster Admont door de beschikking van 9-9-1938 in beslag genomen.
Volgens § 1 alinea 2 van de verordening over de inbeslagneming van volks- en staatsvijandig vermogen in Oostenrijk van 18-11-1938 (RGBI. I, S. 1620) stel ik vast, dat het streven van de benedictijnenabdij St.-Lambrecht en het benedictijnenklooster Admont volks- en staatsvijandig geweest is.
Ik verzoek het vermogen ten gunste van het gewest Stiermarken in beslag te nemen, afgezien van de uit het bijgevoegde overzicht beschreven percelen, die ik ten gunste van het Rijk in beslag wil nemen.
Voor deze maatregelen verleen ik op grond van § 1 alinea 3 van de verordening mijn toestemming.
Op de ten gunste van het Rijk in beslag te nemen stukken land zal de rijksminister voor voedsel en landbouw een modellandgoed oprichten. Over het gebruik van de ten gunste van het gewest Stiermarken in beslag te nemen stukken land, zijn tussen SS-Sturmbannführer dr. Röhrich als bedrijfsleider van de Reichsverein für Volkspflege und Siedlerhilfe en de Gauleiter van Stiermarken overeenkomsten gesloten.
Ik verzoek per omgaande een verslag te zenden over de voltrekking van de inbeslagneming. Ik verzoek om de Gauleiter van Stiermarken te informeren over de ten uitvoer gebrachte inbeslagneming.’7StLA, FLD, akten van inbeslagneming klooster Admont en St.-Lambrecht, afschrift; origineel in het Bundesarchiv, R/5101/21724.
Het vermeende wanbeheer van het klooster en een staatsvijandige houding van het convent werden als hoofdargumenten aangevoerd voor de getroffen maatregelen.
Bovendien motiveerden de nieuwe machthebbers hun optreden tegen klooster en convent met volledig onbewezen beschuldigingen, zoals onwettig wapenbezit, de smokkel van waardevolle kunstschatten naar het buitenland en zelfs met volkomen onhoudbare beschuldigingen van vermeende teugelloze losbandigheid van de monniken.8Vgl. Seiler 1994, blz. 15. De abt Viktorin Weyer probeerde uit alle macht en met de hulp van een advocaat de opheffing van het klooster ongedaan te maken. Deze initiatieven mislukten, omdat een rechtsstaat alleen maar voor de schijn bestond.9Vgl. Jagoschütz 1990, blz. 77.
Gauleiter10Partijleider van een regionale tak van de NSDAP of het hoofd van een gouw of Rijksgouw (gewest en provincie in nazi-Duitsland). Siegfried Uiberreither trad hard op tegen de katholieke kerk en probeerde met alle middelen de invloed van de kerk te breken. Het benedictijnenklooster St.-Lambrecht viel als eerste klooster in Oostenrijk ten prooi aan het naziregime. Direct na de opheffing trof het klooster Admont hetzelfde lot. Het werd op 19 juli 1938 eveneens aan de beheersmaatschappij van Erhart overgedragen en op 9 september, zoals uit het boven geciteerde protocol blijkt, in beslag genomen. In april 1940 kwamen daar ook nog de kloosters Seckau en Vorau bij, die eveneens onder het beheer kwamen van Hubert Erhart, waardoor hij zijn machtspositie aanzienlijk versterkte.11Vgl. Seiler 1994, blz. 15-19.
Op 7 mei kwam de leiding van het klooster St.-Lambrecht in handen van de nieuwe Verwalter12Door het militair gezag aangesteld bestuurder Hubert Erhart en het convent moest het klooster ontruimen. Het convent werd iedere toegang geweigerd, alleen twee zielzorgers13Ds. P. Heinrich Fuchsbichler en kapelaan P. Rigobert Oberleitner; vgl. Seiler 1994, blz. 16. mochten eerst nog in enkele vertrekken van het klooster blijven wonen. Doordat Erhart het hun lastig maakte, verlieten beide paters ten slotte St.-Lambrecht.14Vgl. Seiler 1994, blz. 17.
In een brief aan de Reichsführer15Maarschalk van de SS in Berlijn, Heinrich Himmler, schreef de ‘vertrouwensman van de staatscommissaris voor het particuliere bedrijfsleven’ in Wenen, dr. Johannes Hardegg:
‘SS-Obersturmbannführer Hubert Erhart […] werd benoemd tot Verwalter voor het landgoedbeheer van het klooster St.-Lambrecht […] behoudens uw toestemming. Deze benoeming schijnt des te dringender te zijn, aangezien op het bezit in velerlei opzicht een uiterst gevaarlijke situatie (het wegsluizen van vermogen) bestaat. De heer Erhart is in deze streek zeer goed bekend, beschikt over de juiste contacten en bezit zonder twijfel de nodige energie om de moeilijke economische en politieke problemen op te lossen.’16Barch, (vroegere BDC), Erhart, Hubert, 03-01-1899, SSD; correspondentie Hardegg/rijksbestuur Berlijn.
Op 15 mei 1938, vier dagen voor de formele inbeslagneming van het klooster, deed Erhart verslag van de stand van zaken aangaande het vermogen van het klooster St.-Lambrecht. Ook berichtte hij over de personele veranderingen die hij van plan was aan te brengen. Hij stelde SS-Oberscharführer17Staf-sergeant Alois Liebhard aan als leider van het boerenbedrijf, voor de bosbouw NSKK-man18Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps of nationaal-socialistisch chauffeurskorps. Willibald Reiner19De schrijfwijze wordt in het vervolg, overeenkomstig het document, aangehouden. Seiler schrijft de naam met ‘ai’ (Rainer). en voor het rentmeesterschap SS-Untersturmführer20Tweede luitenant Hans Hösele.
De omstandigheden van de landarbeiders van het klooster en de heilzame uitwerking op het personeel van de direct genomen maatregelen, beschreef Erhart als volgt:
‘Ik begrijp totaal niet hoe van het loon, waarmee de mensen onmogelijk zelfs de geringste dingen kunnen aanschaffen, ook nog kinderen gevoed, gekleed en geschoold moeten worden. Zo is ook te begrijpen dat bijna al het personeel ongetrouwd is, er bijna geen kinderen zijn en het gebied door uitsterven bedreigd wordt. Behalve het loon hebben de volgende knechten ook nog eens in de stal moeten slapen. […] Bovendien hebben de mensen noch een kist, noch een kast, er ontbreekt nagenoeg een menswaardige inrichting. De arme drommels werden slechter behandeld dan het vee. Ik heb direct, voor zover het mogelijk was, deze mensen in kamers gehuisvest. Voor de overige vier knechten is de woning binnen enkele dagen klaar.
En dan te bedenken dat men zes tot zeven landarbeiders samengeperst in een kleine kamer had ondergebracht terwijl de heren van het klooster in een reeks kamers woonden. Het ongelooflijkst was de toestand op het landgoed Schloss Lind. Daar waren de knechten in de slechtste hoek van de hele stal (een potstal) ondergebracht, zonder licht en met nauwelijks luchttoevoer. Er zouden wel honderden krankzinnige, asociale toestanden opgesomd kunnen worden. Geen van de knechten had een klerenkast, daarentegen is er in het klooster zelf een reusachtig grote opslagruimte met meubels. De allergrootste armoede valt te zien bij een veehoeder van het klooster in het Steinschloss. Ik heb in de stalgebouwen arbeiderswoningen aangetroffen waar het water van het plafond en de stenen muren naar beneden droop, het beddengoed doornat was en aan de muren van alle woningen schimmel en vuil kleefde. De woningen waren grotendeels jarenlang niet schoongemaakt.
Het eten was onvoldoende. […] Men heeft ook gemeen gehandeld, doordat men op de grote hoeven de veehoeders de afgelopen tijd afgebeuld heeft, door ze te dwingen het voer voor al het vee met de hakstok (het wurgmes) te snijden. Juist daardoor zijn deze mensen ook zó afgebeuld dat ze zich van hun beestachtige behandeling niet eens bewust zijn.
Gewoonweg schokkend was het ogenblik waarop ik het voltallige personeel verzameld had om hun mededelingen te doen over de bestuursovername door het militair gezag. Ik geloof dat er onder het personeel geen arbeider of arbeidster was die ik gezond kon noemen. Volkomen uitgemergeld, half verhongerd, krom of vergroeid, in sleetse kleren die meer vodden waren: zo stonden ze daar. Velen hadden tranen in de ogen, toen ik hun meedeelde dat ik van plan ben de bij hen aangerichte schade, voor zover het in mijn vermogen ligt, door loonsverhoging, sociale voorzieningen, werk naar prestatievermogen enz. goed te maken. Bovendien betaalde ik nog het gedeeltelijk achterstallige loon van april.’21Barch, (vroegere BDC), Erhart, Hubert, 03-01-1899, SSD; verslag van de Verwalter Erhart, St.-Lambrecht 15 mei 1938.
In dit verslag signaleerde Erhart ook het plotselinge overlijden van de voormalige houtvester Kajetan Pölzl. Deze had enkele dagen voor de inbeslagneming van het klooster zelfmoord gepleegd. De redenen daarvoor zouden een zware depressie, samen met de angst voor verlies van arbeidsplaats en dus van een geregeld inkomen geweest kunnen zijn.22Vgl. Seiler 1994, blz. 18 e.v. Erhart stelde in zijn plaats Willibald Reiner aan, die in de loop van de nazi-overheersing in St.-Lambrecht opgeklommen was tot burgemeester en Volkssturmkommandant.23Commandant van de Volkssturm (een Duitse volksmilitie van mannen die nog niet in militaire dienst zaten) Ook Reiner, die in het klooster als de ’tweede man’ naast Erhart gold, oefende grote invloed uit.24Vgl. Seiler 1994, blz. 18. Hij kreeg bij de uitvoering van zijn taken steun van secretaresse Käthe Pfeiffer en twee kantoorbedienden.25PA, brief van Messnarz-Günter, Margarete, van 02-09-2002.
Erhart lijkt onthutst te zijn geweest over de miserabele levensomstandigheden van het agrarisch personeel van het klooster. Toch wijst niets erop dat hij later op dezelfde manier onder de indruk was van de situatie van de vrouwelijke en mannelijke gevangenen die hij permanent zag door zijn frequente aanwezigheid in het klooster. De gevangenen interesseerden Erhart helemaal niet.26PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002. Tussen juni 1942 en juni 1943 zouden de gevangenen Erhart geen enkele keer te zien hebben gekregen. Dit duidt er eveneens op dat de SS-leiding, de organisatie van de gevangenarbeid uitgezonderd, zich absoluut niet om de leefsituatie van de gevangenen bekommerd heeft.27Vgl. Seiler 1994, blz. 30.
Jagoschütz en Seiler hebben reeds duidelijk aangetoond hoe hardvochtig Hubert Erhart tegen het convent optrad en blijkbaar elk middel inzette om van de laatste nog in St.-Lambrecht overgebleven leden van de kloostergemeenschap af te komen. De ordebroeders brachten de nazitijd ten slotte in Mariazell door, waar pater Viktorin Weyer in 1939 stierf.
Al in juli 1938 verzocht Erhart om verlof. Op dit vroege tijdstip was de ‘overname’ van andere kloosters tussen de eerzuchtige SS-Verwalter en de Gestapo een uitgemaakte zaak. Deze situatie bewijst Erharts doelgerichte activiteiten die hij lang van tevoren gepland had en waardoor hij veel meer macht kreeg. Bovendien klinkt duidelijk de voldoening door die Erhart kreeg van de werkzaamheden in zijn nieuwe machtsgebied. Hij zag deze als genoegdoening voor de geleden vervolging in de Ständestaat28Officiële benaming voor de regeringsvorm in Oostenrijk van 1934 tot de Anschluss met het Duitse Rijk in 1938, ook Oostenrijks fascisme genoemd en hij sprak dit openlijk uit:
‘De leiding van de landelijke boerenbond in de streek Stiermarken verzocht mij, in overleg met de Geheime Staatspolitie in Graz, de leiding over het klooster St.-Lambrecht over te nemen. Ik heb de betrekking in goed overleg met de SS-sector aanvaard. Het 5400 hectare grote bezit, met talrijke verzamelingen, archieven, bibliotheken en oorkondes, die een zeer grote waarde vertegenwoordigen, werd door de Gestapo in Graz in beslag genomen en er werd een verzoek tot onteigening ingediend wegens het enorme wanbeheer, en de sociale en morele misstanden. Over mijn werk tot nu toe heb ik aan SS-sector I een afschrift van mijn verslag aan de Gestapo in Graz gegeven en ik verzoek u bij dit verslag mijn verzoek om drie maanden onbetaald verlof in te sluiten.
Daar ik goed ingewerkt ben in het werk voor het bestuur van het klooster en ik goed vertrouwd ben met de intriges van de papen, verzocht de Gestapo in Graz mij later ook om het bestuur van andere kloosters in Oostenrijk over te nemen. Voor mij vormt het werk de beste genoegdoening voor de vervolging die ik onder de Systemzeit in Oostenrijk moest ondergaan.’29Barch, (vroegere BDC), Erhart, Hubert, 03-01-1899, SSD, verzoek om verlof voor juli tot september 1938 van Erhart aan de SS sector München I.
Van 30 juli tot 1 augustus 1940 vond in het klooster St.-Lambrecht een bedrijfscontrole plaats door de financiële autoriteiten uit Graz. Tot op dit tijdstip was men het er nog niet over eens wie het vruchtgebruik van het geroofde vermogen zou krijgen:
‘Het bedrijf was tot 7 mei 1938 in bezit van het benedictijnenklooster St.-Lambrecht. Op dit tijdstip volgde de inbeslagneming door de Geheime Staatspolitie. Er werd een beheersmaatschappij opgericht. Leider van de beheersmaatschappij is SS-Obersturmbannführer Hubert Erhart in St.-Lambrecht. Op 15 november 1939 werd de verbeurdverklaring van het bezit uitgesproken. Thans staat nog niet vast of het bezit aan het Rijk – Staatsbosbeheer – of aan het gewest Stiermarken vervalt.’30StLA, FLD-akten van inbeslagneming, klooster Admont en St.-Lambrecht, O 4414 – 37 P8, verslag van het hoofd financiën Graz van 12-08-1940.
Het verslag vermeldt bovendien bijdragen in december 1939 aan SS-Obersturmbannführer31Luitenant-kolonel Erhart, Käthe Pfeiffer,32Käthe Pfeiffer werkte als secretaresse van de Verwalter en bezocht daarvoor dikwijls de in beslag genomen kloosters Vorau, Admont en Seckau. Ze bewoonde een kamer in het klooster recht boven de kloosterpoort (PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002; interview Kröll, Lore, 18-11-2002). houtvester Reiner en inspecteur Liebhart. Daarmee is ook duidelijk wie bijzonder van de gunst van de plaatsvervangend bestuurder profiteerde: in de eerste plaats hijzelf.
Ten slotte zou een onopzegbaar pachtverdrag tussen het gewest Stiermarken en de Reichsverein für Volkspflege und Siedlerhilfe33Rijksvereniging voor welzijn en vestigingshulp afgesloten worden. Doel van deze verpachting was het creëren van een groot aantal ‘erfhofsteden’. Deze boerderijen zouden onverkoopbaar, en dus beschermd tegen gedwongen verkopen, zijn. Met dit propagandamiddel had men de intentie om de boerenbevolking tot een goedkeurende houding tegenover het nationaalsocialisme te verplichten. Dat verklaart ook waarom Heinzel, de leider van de landelijke boerenbond, zich inzet voor de overname van het bestuur door Hubert Erhart.34Vgl. Seiler 1994, blz. 21.
In een brief aan SS-Gruppenführer35Luitenant-generaal (1 ster) Rodenbücher in Salzburg deelt de chef van het Rasse- und Siedlungshauptamt36Instelling ten behoeve van raszuiverheid en germanisering van veroverde gebieden (RUSHA) van de SS in Berlijn mee, dat
‘onderhandelingen met het gewest Stiermarken wegens het pachten van de kloosters Admont en St.-Lambrecht zover gevorderd [zijn], dat we deze beide bezittingen waarschijnlijk op 1-1-1940 overnemen. Voor het bestuur heeft men voorts de SS-Obersturmbannführer Hubert Erhart op het oog.
Voor het overige zullen we zo snel mogelijk, misschien al in het voorjaar, aan het opzetten van nieuwe boerderijen beginnen; intussen moet ik de financiële grondslagen en mogelijkheden eerst onderzoeken.
Daar de SS-Obersturmbannführer Erhart bij uw hoofdsector behoort, ben ik u natuurlijk erg dankbaar als u met de overplaatsing van Erhart naar het RUSHA zou instemmen. Bij dit kantoor zou hij dan als hoofdbetrekking tot SS-leider worden aangesteld […]. Intussen bestaat de mogelijkheid dat Erhart voor het leger opgeroepen wordt, wat op dit moment niet erg gelukkig zou zijn. Daarom verzoek ik u, onmiddellijk voor een voorlopige vrijstelling van dienstplicht te zorgen.’37Barch, (vroegere BDC), Erhart, Hubert, 03-01-1899, SSD; brief van 18-12-1939 aan Rodenbücher.
Erhart, die tengevolge van een (geheelde) knieblessure voor 40% invalide was verklaard, werd niet opgeroepen voor de Wehrmacht38Het leger van nazi-Duitsland vanaf 1935 tot 1945 en verbleef tot 1945 als beheerder van de vier in beslag genomen kloosters in St.-Lambrecht.
Het uiteindelijk pas op 14 april 1942 afgesloten pachtverdrag tussen de Reichsgau Stiermarken als verpachter en de Duitse Reichsverein für Volkspflege und Siedlerhilfe39Rijksvereniging voor welzijn en vestigingshulp als pachter, trad met terugwerkende kracht in werking per januari 1941.
Over het doel en nut van deze actie in de zin van nationaalsocialistische propagandamaatregelen had men echter reeds in 1939 overeenstemming:
‘Uitgaande van de gedachte dat een opeenstapeling van bezittingen in de dode hand niet in overeenstemming is met het algemeen belang van de volksgemeenschap, zijn de Reichsstatthalter Stiermarken en de Reichsführer van de SS overeengekomen de in beslag genomen kloosters Admont en St.-Lambrecht weer terug te geven aan de volksgemeenschap. Voor dit doel heeft de Reichsgau Stiermarken de kloosters op de peildatum 1-1-1941 aan de Duitse Reichsverein für Volkspflege und Siedlerhilfe e.V., een stichting van de Reichsführer van de SS, voor de duur van 99 jaar verpacht, met het doel en de verwachting dat de Reichsführer van de SS deze landerijen beheert op een manier die overeenstemt met de nationaalsocialistische gedachte en tot nut van de bevolking leidt. In het bijzonder zullen uit deze landerijen nieuwe erfhofsteden worden gesticht; bestaande hoeven zullen samengevoegd en vergroot worden.
De Reichsführer van de SS en de Reichsstatthalter Stiermarken hebben zich deze gedachte persoonlijk eigen gemaakt en hebben op 27-4-1941 uitdrukkelijk ingestemd met het reeds in 1939 afgesloten pachtverdrag, op voorwaarde dat de overdracht en de overname van het pachtobject op 1-1-1941 als voltrokken zal worden beschouwd.’40StLA, FLD-akten van inbeslagneming, klooster Admont en St.-Lambrecht, L 17 – 151/31 – V/48.
De kunstschatten en archieven van het klooster, alsmede de verzamelingen en bibliotheken, waren uitgezonderd van de verpachting.
‘In een overeenkomst werd verder vastgelegd dat als waarborg voor de continuïteit van het biologisch educatiecentrum […] gebouwen, delen van gebouwen en stukken grond van de verpachting worden uitgezonderd.’41StLA, FLD-akten van inbeslagneming klooster Admont en St.-Lambrecht, L 17 – 151/31 – V/48; het ging daarbij om het kloostergebouw zonder de begane grond, kloosterapotheek, bel-etage-zuidvleugel, aansluitende ruimtes van de westelijke vleugel, ruimtes van de zuidelijke verbindingsvleugel, zuidoostelijke vleugel tot de eetzaal; het huis nr. 36 (perceel nr. 31); de tuin met slotkapel en torengebouw; van de kloostertuin de zuidelijke helft; het ronde gebouw moest gezamenlijk worden gebruikt en onderhouden; verder: in het tuinhuis nr. 55 de woning in het noordoostelijke deel; op de grens een voor de oprichting van een blokhuis geschikt perceel en een proefveld van ca. 1 ha.; het landbouwbedrijf van de Birkbauern-hoeve; de vijver; verder jachtgebied, enz.
Het museum voor volkskunde van het klooster hield Himmler voor zichzelf.42Vgl. Seiler 1994, blz. 21. Deze verzameling van Peter Hanf, bestaande uit voorwerpen uit de volkscultuur gericht op de boerentraditie, was in goede handen. Onder toezicht van Lore Kröll, die als hoofd van de huishouding vanaf juni 1942 op het nu tot SS-landgoed omgevormde klooster aangesteld was, werkten Nederlandse vrouwelijke gevangenen in de schoonmaak van het museum.43PA, interview Kröll, Lore, 18-11-2002.
Deze gebouwen deden later op verschillende manieren dienst. Zo werd bijvoorbeeld aan het begin van het jaar 1944 de Publikationsstelle Wien44Instituut voor publicatie, afdeling van het staatsarchief, opgericht in 1931. naar de vertrekken van het SS-landgoed St.-Lambrecht verplaatst. Het instituut, dat uit de Südostdeutsche Forschungsgemeinschaft der Hochschullehrer45Zuidoost-Duits onderzoeksinstituut van hoogleraren voortgekomen was, had onder andere tot taak, wetenschappelijk onderzoek te doen op het gebied van de geografie en geschiedenis van Zuid-Europa.46Vgl. Seiler 1994, blz. 44.
In de rotonde, het paviljoen midden in het gebied van de tuinderij, werd een kantoor ingericht voor het tekenen van kaarten voor Zuid- en Zuidoost-Europa.47Opmerking van Mag. Pater Gerwig Romirer bij een rondgang door het klooster en het gesprek met Margarete Messnarz-Günter op 13-09-2002.
In 1943 werd in de zuidvleugel, de huidige vleugel van de paters, op de benedenverdieping het vrouwenconcentratiekamp ingericht. De door een smeedijzeren hek afgesloten vleugel, met al aanwezige getraliede vensters, was bijzonder geschikt als gevangenis. De getraliede vensters getuigen tegenwoordig nog, als een van de weinige authentieke sporen, van het vrouwenconcentratiekamp St.-Lambrecht.
In september 1944 verhuisde bovendien het Lehrerinnenbildungsanstalt48Opleidingsinstituut voor onderwijzeressen. (LBA) uit Kainbach bij Graz naar St.-Lambrecht, omdat het schoolgebouw daar de functie van ziekenhuis kreeg. Deze school bestond precies een jaar en werd in september 1945 weer opgeheven. In dit opleidingsinstituut, geleid door dr. Rudolf Hübler, gaf een lerarencorps van tien personen les aan ongeveer 30 leerlingen. Franz Ziegler vervulde de taak van conciërge.49StLA, FLD-akten van inbeslagneming klooster Admont en St.-Lambrecht, bijlage bij de inbeslagneming van St.-Lambrecht. Leden van het opleidingsinstituut voor onderwijzeressen verzorgden de kloostertuin.50Vgl. Jagoschütz 1990, blz. 90 e.v. De vrouwelijke gevangenen, die eveneens in de kloostertuin moesten werken, maakten overigens geen gewag van contacten met het onderwijzend personeel of met de leerlingen van het LBA. De werkzaamheden in de tuin vonden plaats op verschillende tijden om sociale contacten met de burgerbevolking te vermijden.
Toen de oorlogshandelingen oversloegen naar het gebied van Stiermarken werden alle leerlingen uit de niet-bezette gebieden naar hun ouders teruggestuurd. Kort voor het einde van de oorlog in mei 1945 vaardigde het schoolbestuur een marsbevel uit en werden de leerlingen naar de Engelse en Amerikaanse bezettingszones gebracht. Kort voor de opheffing van de school, op 1 september 1945, liepen de contracten van het voltallige personeel ten einde. Kloosterdirecteur Rischanek51Vgl. Jagoschütz 1990, blz. 92. kreeg het beheer over de kloosterinventaris, die tot op dat tijdstip in de bestuurskamer van het opleidingsinstituut had gestaan. Hans Wotke herinnert zich de overdracht in verband met verplaatste notulen:
‘Ik kwam met het LBA in de herfst van 1944 naar St.-Lambrecht. In de keizerzaal zag ik verschillend lesmateriaal en leerboeken van de school. Voor zover ik weet, werden deze zaken aan het klooster resp. het toenmalige bestuur overgedragen.’52StLA, FLD-akten van inbeslagneming klooster Admont en St.-Lambrecht, bijlagen bij de inbeslagneming van St.-Lambrecht, brief van Hans Wotke aan de deelstaatregering voor Stiermarken van 3 juli 1946.
Bij deze bestuurswisseling zouden notulen, waarnaar in juli 1946 gezocht werd, verdwenen kunnen zijn.
Na deze uiteenzetting over de functie van de verschillende gebouwen, zal nogmaals ingegaan worden op de situatie van het als SS-landgoed gebruikte klooster voordat het een concentratiekamp werd.
In het voorjaar van 1941 zond Erhart een begroting van het bezit van het SS-landgoed aan Hans Hohberg.53Hans Hohberg was als accountant en economisch adviseur bij de ‘Deutsche Wirtschaftsbetriebe’ werkzaam. Onder andere had hij het toezicht over de financiële zaken van de SS-maatschappijen en moest alle rechtshandelingen aan een vooronderzoek onderwerpen. Hij was een naaste medewerker van Oswald Pohl, die de in februari 1942 samengevatte economische zaken in het SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt leidde. Vanaf maart 1942 viel de controle van de concentratiekampen eveneens onder de WVHA. Via de onbeperkte macht van de SS, die zich vanaf 1940 ook op economisch terrein ging uitstrekken, kwam ook het gebruik van het arbeidspotentieel van concentratiekampgevangenen tot stand (vgl. Seiler 1994, blz. 22 e.v.). Een levendige briefwisseling volgde.
Seiler interpreteert deze overvloedige informatie aan Hohberg als blijk van grote belangstelling van de hoogste SS-kringen voor ‘Erharts kloosters’. Dit mede omdat op 26 april 1941 de Reichsführer54Maarschalk van de SS, Heinrich Himmler, in gezelschap van Hans Hohberg, accountant en economisch adviseur bij de Deutsche Wirtschaftsbetriebe (DWB),55Duitse handelsondernemingen Erhart in St.-Lambrecht hoogstpersoonlijk een bezoek bracht.56vgl. Seiler 1994, blz. 23. Himmler zou overigens niet op het SS-landgoed, maar in Erharts eigen huis te gast zijn geweest.57StiA, boekpresentatie Seiler 12-01-1994, mening van Ingeborg Kalousek (geb. Erhart).
Op 4 mei, kort na Himmlers bezoek, richtte Erhart een handgeschreven, zeer persoonlijke brief aan Oswald Pohl:
‘Geachte Gruppenführer!
De grote, voor mijn werk en streven beslissende dagen zijn door de erkenning van onze Reichsführer en door uw brief heuglijk afgesloten.
Gruppenführer, ik weet nauwelijks hoe ik u voor alle kameraadschap moet danken!
Toen ik als een van de SA-officieren in de Juliputsch in 1934 mijn vaderland moest verlaten om aan de galg te ontsnappen, stateloos en zonder vermogen met mijn gezin in het Rijk aankwam, met mijn kameraad Kammerhofer […] daar met veel ondankbaarheid werd ontvangen, toen was het de Schutzstaffel die bij monde van SS-Gruppenf. [sic] Rodenbücher verklaarde, dat het misdrijf dat de SA ons heeft aangedaan door de Schutzstaffel goedgemaakt zou worden. Zo werden wij in de Schutzstaffel opgenomen en konden wij meewerken aan de opbouw van het Derde Rijk. Dit zijn wij nooit vergeten.
Als liefhebber van de bossen had ik […] vooral last van heimwee. Dus verzocht ik dadelijk na de Anschluss van de Ostmark om ontslag als SS-officier en nam ik, met ondersteuning van de leider van de landelijke boerenbond Heinzl, het bestuur over van het klooster St.-Lambrecht. Vervolgens nam ik ook de kloosters Admont, Seckau en Vorau over. De reusachtige bezittingen met de heerlijke bossen en oude cultuurwaarden van de Ostmark konden naar mijn mening alleen toegekend worden aan de Schutzstaffel, want een orde zonder bezit is op den duur levenloos, afhankelijk en daarom vergankelijk.
Bijna drie jaar stond ik er alleen voor. Ik bouwde de verloederde bedrijven op, probeerde steeds weer, maar met beperkt succes, de Schutzstaffel voor de bezittingen te interesseren, weerde de vele gegadigden af, terwijl ik er van alle kanten moeite voor deed om zo rustig mogelijk, voorkomend en harmonieus te handelen. Tot er eindelijk hulp van u, Gruppenführer, kwam.
Daarmee was de mijzelf opgelegde taak afgesloten.
Wanneer het mij bovendien nog lukt om met de bezittingen van de voormalige kloosters mijn landgenoten te helpen, de SS-soldaten studie-, scholings- en ontspanningsplaatsen te bieden en u, Gruppenführer, meer vreugde dan zorgen te bereiden, dan ben ik blij.
Heil Hitler! Uw Erhart.’58Barch, NS 3/1462 (verzameling van het SS-Wirtschaftsverwaltungshauptamt).
Erharts bijzondere affiniteit met de Schutzstaffel59Beschermingsafdeling, beter bekend onder de afkorting SS; een paramilitaire organisatie binnen de NSDAP treedt in deze brief zeer duidelijk aan het licht. De SS zou ‘de misdaad die door de SA tegen hem is begaan’ goedmaken. Bij de ‘schadeloosstelling’ kan het later om de inzet van concentratiekampvluchtelingen als werkslaven op het SS-landgoed St.-Lambrecht gegaan zijn. Door hun uitbuiting werd de economische positie van het landbouwbedrijf versterkt en werd Erharts streven naar macht bespoedigd.
Seiler is, in verband met de gebeurtenissen van dit ‘bewogen’ voorjaar van 1941, van mening dat de oprichting van de nederzetting in het gebiedsdeel Eben al een uitgemaakte zaak was tussen Pohl en Erhart. Volgens hem was van tevoren bepaald dat concentratiekampgevangenen als werkkrachten zouden dienen.60Vgl. Seiler 1994, blz. 26.
In de eerder geciteerde brief klinkt bovendien door dat de plannen om het grondbezit van St.-Lambrecht gedeeltelijk te veranderen in ‘erfhofsteden’, om daardoor zijn landgenoten te helpen, nog oprecht moeten zijn geweest.
Hohberg reageerde snel op de aan Pohl gerichte brief. Daarin deelde hij mee, dat Erhart de Gruppenführer61Luitenant-generaal (1 ster) met zijn schrijven veel plezier heeft gedaan en dat als datum voor een bespreking in Berlijn 20 mei 1941 vastgesteld was. In deze brief benutte Hohberg de gelegenheid om Erhart met de woorden ‘voor ons bewoners van de laagvlakte is het verblijf in de Alpen steeds een belevenis’62Barch, NS 3/1462; brief van Hohberg aan Erhart van 13 mei 1941. voor de bewezen gastvrijheid te bedanken. Het bezoek in St.-Lambrecht kan een persoonlijke bezichtiging geweest zijn om zich over de toestanden op het SS-landgoed te informeren. Ongeveer een jaar later zond Hohberg een medewerker, SS-Untersturmführer63Tweede luitenant Riecks, naar St.-Lambrecht, die daar een financieel plan voor de Reichsverein für Volkspflege und Siedlerhilfe64Rijksvereniging voor welzijn en vestigingshulp moest opstellen.
Het klooster werd onder Erhart ook een ontspanningsoord voor SS’ers die in de ‘heerlijke bossen’ op jacht gingen. Vanuit Berlijn kreeg Erhart regelmatig verzoeken om te mogen jagen in de bergen van Stiermarken:
‘De advocaat van mijn hoofdkantoor, dr. Will Haaga, heeft verzocht om in de jachtgebieden van de landgoederen Admont of St.-Lambrecht in de loop van dit of van volgend jaar een hert, een gems of een korhoen te mogen schieten […]. Ik verzoek, indien dr. Haaga met deze wensen bij u komt, hem de mogelijkheid te geven op jacht te gaan.’65Barch, NS 3/1462; brief van 18-08-1941 aan Erhart.
Erhart voerde bovendien een levendige briefwisseling met Rudolf Querner, hoofdcommissaris van politie in Wenen, waarin het eveneens over uitnodigingen voor de jacht ging.66Deze betreffen de grondstukken in het gebied Admont. Barch, (voormalig BDC), Erhart, Hubert, 03-01-1899, SSD. Met grote regelmaat zouden gasten voor de jacht in St.-Lambrecht hebben verbleven.67PA, interview Messnarz-Günter, Margarete 13-09-2002. Tijdens het jachtseizoen was er dikwijls reebout, ook voor de civiele arbeiders en personeelsleden. Er was vaak zoveel afgeschoten wild dat het ingeblikt werd, omdat de beschikbare hoeveelheid de behoefte sterk overtrof.68PA, interview Messnarz-Günter, Margarete 13-09-2002. Erhart was een ‘imposante man, groot en breed, een echte jager’,69PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002. volgens de beschrijving van het keukenmeisje.70Margarete Messnarz-Günter werd op 01-02-1942 voor de RAD opgeroepen. Omdat ze haar dienst in de kloosterkeuken van St.-Lambrecht moest verrichten, was het lidmaatschap bij de BDM niet wenselijk. De reden daarvoor kan geweest zijn dat door haar werk in het inbeslaggenomen klooster, waarin een concentratiekamp was gevestigd, geen informatie naar buiten mocht lekken. De Verwalter en Willibald Reiner zouden hun jachtkostuums alleen voor het SS-uniform verwisseld hebben, als er ‘hoog bezoek’ kwam.71PA, interview Messnarz-Günter, Margarete 13-09-2002. En dat moet dikwijls het geval zijn geweest, daar de gastenkamers, die zich in de huidige vleugel van de beheerder bevonden, meestal bezet waren. Tegelkachels verwarmden de kamers, voor een deel vanuit de gang. Voor deze taak was in de eerste tijd de portier van het klooster, Klösch, aangewezen. Later kregen verschillende vrouwelijke gevangenen deze taak.72PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002; interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002. De verzorging van de inwendige mens van dit ‘eerbiedwaardige gezelschap’ viel onder de verantwoordelijkheid van Lore Kröll,73Lore Kröll verliet op 15-07-1944 St.-Lambrecht. Ze werd opgevolgd door mevrouw Richter als hoofd van de huishouding (telefonische informatie van Margarete Messnarz-Günter, dec. 2002). die voor de gasten onder andere de maaltijden serveerde.
De vrouwelijke gevangenen kwamen ook in contact met de gasten. Zij bevonden zich bijna voortdurend in het klooster omdat ze de gastenkamers74Enige gastenkamers bevonden zich op de parterre van de vleugel waar nu kantoren en directiekamers zijn ingericht. Op de bovenverdieping werden de huidige meditatieruimte en de conferentiezaal ook als gastenkamers gebruikt. Bovendien worden nu nog ruimtes als gastenkamers gebruikt die destijds dezelfde functie hadden. moesten schoonmaken. Vanaf het midden van het jaar 1943 bedienden vrouwelijke gevangenen in gestreepte kampkleren de vakantiegasten. Fysiek contact tussen de beide groepen was zeker niet wenselijk. Toch staat vast dat dit er is geweest.75PA interview, Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002.
In de jaren 1942 tot 1945 groeide het aantal arbeiders en personeelsleden steeds verder: er moesten nu 220 personen verzorgd worden. Daarvoor waren twee keukens ingericht met een gemeenschappelijk fornuis.76De beide keukeninstellingen behartigden de verzorging van zowel de concentratiekampgevangenen en de civiele medewerkers als het bewakingspersoneel. De keukens waren niet ruimtelijk gescheiden, alleen de haard vormde de scheiding van de organisatorische eenheden. Aan de ene kant kookten eerst mannelijke gevangenen voor ongeveer 100 kampgevangenen, aan de andere kant verrichtten civiele vrouwelijke bedienden hetzelfde werk ter verzorging van de SS-bewaking en het burgerpersoneel. Toen in het voorjaar van 1943 de vrouwelijke kampgevangenen uit het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück naar St.-Lambrecht kwamen, losten ze de mannelijke gevangenen bij hun werk in de keuken af.77Uit het getuigenis van Lore Kröll van 15-07-1944 blijkt dat er 220 te verzorgen personen waren. De kampgevangenen zijn daarbij vermoedelijk inbegrepen (PA, interview Kröll, Lore, 18-11-2002 en interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002).
In de winter van 1942/1943 startte bij het klooster de bouw van een hoger gelegen villa voor Verwalter Erhart. Dit werk werd verricht door mannelijke gevangenen van het concentratiekamp dat inmiddels een half jaar bestond.
Onder zeer winterse omstandigheden moesten de gevangenen beginnen met graafwerkzaamheden in de bevroren bodem. In de bouwput verongelukten twee spelende kinderen van de familie Hillberger, die alleen nog maar dood geborgen konden worden.78Vgl. Nischelwitzer 1998, blz. 63; Seiler 1994, blz. 34. In tegenstelling tot de nederzetting in Eben kwam de Verwalter-villa gedurende het ‘Derde Rijk’ niet meer gereed.79Vgl. Seiler 1994, blz. 34.
De kelder van het klooster diende onder andere als depot voor geroofde goederen. Hij was ‘volgestopt met wijn, sterke drank, kleren – alles wat men zich kan voorstellen’.80PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002. Toen de Engelse bezettingstroepen na de bevrijding de ruimtes betrokken die voorheen door SS-bewakers bewoond waren, nam het Britse leger de geroofde goederen als ‘Duitse militaire goederen’ in beslag.81PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002.
Lees verder →