Oprichting van een vrouwenconcentratiekamp in het klooster

Ter introductie van de beschrijving van het ‘werkkamp’ volgt hier een reconstructie van de mogelijke redenen voor de oprichting van een vrouwenconcentratiekamp in het SS-landgoed St.-Lambrecht – aanvankelijk ingericht als bijkamp van het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück en in september 1944 overgenomen door het concentratiekamp Mauthausen.

Het constante aantal van 23 vrouwelijke gevangenen1De door mij ondervraagde overlevenden gaven aan dat alle vrouwelijke gevangenen met een enkel transport naar St.-Lambrecht werden overgeplaatst. Alleen een Poolse werd in het buitenkamp ziek en werd naar het hoofdkamp Ravensbrück teruggeplaatst. Daarna veranderde het aantal gevangenen niet meer (PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002). Het door Seiler (en Baumgartner, die zich eveneens op de zo-even genoemde auteur beroept) geschatte aantal gevangenen van aanvankelijk 30 vrouwen moet als correct worden bezien. Zijn informatie is waarschijnlijk gebaseerd op de herinneringen van Josef Nischelwitzer (precieze bronnenopgave ontbreekt). Het contact van Nischelwitzer met de vrouwelijke gevangenen zou bovendien binnen de perken zijn gebleven; toch werd deze voormalige gevangene bij de in hoofdstuk 3 beschreven uitwisseling van alle gevangenen einde mei/begin juni 1943 – kort na de aankomst van de Bijbelonderzoeksters – naar Mauthausen teruggeplaatst. in het vrouwenconcentratiekamp St.-Lambrecht duidt op een doelgerichte en geplande ‘bezetting’ van arbeidsplaatsen. Er zijn verschillende redenen aan te voeren voor de oprichting van het kamp in mei 1943.

Ten eerste waren de bouwactiviteiten aanzienlijk toegenomen doordat er, naast de bouw van een nederzetting, ook gewerkt werd aan de bouw van de Verwalter2Door het militair gezag aangesteld bestuurder-villa. Het vrouwencommando had vermoedelijk tot doel de mannelijke gevangenen voor zwaar ‘mannelijk’ werk in de bouw vrij te maken. Zogenaamd ‘vrouwelijk’ werk, zoals keuken-, schoonmaak- en tuinwerkzaamheden, kon efficiënt door vrouwelijke gevangenen worden verricht.

Ten tweede waren er dikwijls gasten op het SS-landgoed. Mogelijk verwachtte men van vrouwen een kwalitatief hogere werkprestatie bij vermeend specifiek vrouwelijk schoonmaakwerk. Bovendien betrokken geleidelijk aan andere instituten, zoals de zogenoemde Publikationsstelle Wien3Instituut voor publicatie, afdeling van het staatsarchief, opgericht in 1931 of het Lehrerinnenbildungsanstalt4Opleidingsinstituut voor onderwijzeressen uit Kainbach, de ruimtes van het SS-landgoed. Hierdoor was er vooral meer behoefte aan werkkrachten voor schoonmaakdiensten.

De inrichting van het concentratiekamp met vrouwelijke gevangenen in de ‘categorie Bijbelonderzoeksters’ lag voor de hand: Jehovah’s Getuigen vereisten geen extra bewakingspersoneel omdat op grond van jarenlange ervaring bekend was dat vluchten voor deze vrouwelijke gevangenen taboe was. Het personeelstekort bij de SS kan dus nog een reden voor de keus voor de Bijbelonderzoeksters zijn geweest. Op dat tijdstip verrichtten zogenaamde Volksduitsers5De term die na de Eerste Wereldoorlog gebruikt werd om Duitsers aan te duiden die als afzonderlijke volksgroep buiten Duitsland (en buiten Oostenrijk en Zwitserland) woonden al een groot deel van de bewaking in het mannenconcentratiekamp, en in het concentratiekamp Schloss Lind moest men terugvallen op Wehrmacht6Het leger van nazi-Duitsland vanaf 1935 tot 1945-soldaten.

Een andere reden waarom men een groep gevangenen claimde die uitsluitend uit vrouwelijke Getuigen van Jehovah bestond, kan zijn omdat zij bekendstonden als voorbeeldige, gewetensvolle werkkrachten, die alle werkzaamheden met grote inzet uitvoerden. Het voormalige hoofd van de huishouding van St.-Lambrecht, Lore Kröll, beschreef hen op haar karakteristieke manier als volgt: ‘Het waren jonge, krachtige meisjes – een paar Hollandse. Ze konden zeer goed werken. Er waren geen problemen. Ik heb het met hen erg goed gehad. Ze waren altijd vriendelijk tegen me.’7PA, interview Kröll, Lore, 18-11-2002.

De uitspraak van Lore Kröll geeft aan welke eerste eis voor de groep gevangenen gold: volledige werkinzet zonder sabotagepogingen zodat er geen problemen te verwachten waren.

Het idee om, nadat het mannenconcentratiekamp een jaar bestond, een ander concentratiekamp in de ongebruikte ruimtes van het voormalige klooster in te richten, was vermoedelijk afkomstig van de ambitieuze Verwalter8Door het militair gezag aangesteld bestuurder Hubert Erhart. Op dat moment had hij al de leiding over de vier in beslag genomen grote kloosterbezittingen in Stiermarken en daarmee aanzienlijke macht verkregen. Vanwege zijn goede contacten met SS-kopstukken, die hij onder andere onderhield door groots opgezette uitnodigingen voor jacht en ontspanning op ‘zijn’ SS-landgoederen, moet het voor hem eenvoudig geweest zijn om de oprichting van een klein vrouwenconcentratiekamp voor elkaar te krijgen. Bij de keuze om het werk vrijwel zonder kosten door gevangenen te laten verrichten, heeft waarschijnlijk het economische aspect – het SS-landgoed zo snel mogelijk tot bloei brengen en winstgevend organiseren – op de voorgrond gestaan.

Lees verder →