Traumatheorie
Om het trauma vanuit psychoanalytische hoek te belichten, baseer ik mij op Dori Laub, die ernstige traumatisering van Holocaustoverlevenden verklaart aan de hand van Freuds doodsdrifttheorie.
Freud ontwikkelde het concept van doodsdrift op grond van zijn empirische ervaringen met getraumatiseerde overlevenden van de Eerste Wereldoorlog. Omdat het gedrag – namelijk de neiging van traumaslachtoffers om pijnlijke traumatische ervaringen te herhalen – in strijd is met het zogenaamde lustprincipe, ging Freud ervan uit dat het doel van het leven de dood is. Freud zag de doodsdrift in de agressie en het zelfvernietigende gedrag van het steeds opnieuw oproepen van traumatische ervaringen, waardoor verhinderd werd dat men zich het trauma herinnert. Freud lokaliseerde het trauma ook in negatieve therapeutische reacties zoals overdrachtsweerstand waardoor de herinnering over en het weten van het trauma niet toegestaan wordt; alsook in traumatische dromen, waarbij de herinnering in een onbekende, gemaskeerde vorm in een andere bewustzijnstoestand probeert door te dringen.
Laub interpreteerde de afweermechanismen in dit verband als ontkenning, dissociatie, gespletenheid en depersonalisatie als afgeleiden van de doodsdrift. Laub beziet het trauma als de activering van de doodsdrift, die plaatsvindt op individueel en intergenerationeel niveau.1Vgl. Laub 2000, blz. 860.
Het ondergane trauma belemmert en vernietigt bij de overlevende het vermogen om van zijn ervaring getuigenis af te leggen.
‘De traumatische toestand is de reactie op gebeurtenissen die de enkeling overweldigen en hulpeloos maken. Zulke gebeurtenissen worden doorleefd, maar niet als deel van het Ego ervaren [cursivering auteur], dat wil zeggen niet als elementen die geschikt zijn voor de gewenste opbouw en het behoud van een effectieve persoonlijkheid. Als de traumatische toestand […] overleefd wordt, dan is het resultaat een afwezigheid van structuur en representatieve ervaring in een gebied van het Ego. Deze afwezigheid is de oerverdringing.’2Kinston/Cohen 1986, blz. 178, geciteerd naar Laub 2000, blz. 861.
Dat wil zeggen, getraumatiseerden kunnen de overweldigende ervaring niet assimileren en zich deze dus ook niet herinneren. Naar analogie van Freuds doodsdrift, die zich richt op terugkeer naar een anorganische wereld, dringt het trauma aan op leegte en vernietiging en laat een gebrek aan structuur achter in de psyche, gekenmerkt door de afwezigheid van beelden.3Vgl. Laub 2000, blz. 861. Het ziektebeeld van het trauma bestaat volgens literatuurwetenschapper Cathy Caruth enkel in de structuur van de waarneming, want ten tijde van de traumatisering werd de gebeurtenis niet volkomen toegelaten tot het bewustzijn en daarom kan ze ook niet volledig beleefd worden.4Vgl. Caruth 2000, blz. 85.
Het trauma verhindert dus de organisatie van ervaringen in de psychische structuur van de mens. Laub schrijft dit toe aan de ‘stille activiteit van de doodsdrift’.5Laub 2000, blz. 862.
Het meest essentiële kenmerk van trauma’s is het mislukken van de empathische verbinding tijdens de traumatisering. Als gevolg daarvan kan ook geen empathische relatie met zichzelf tot stand komen. Dit mislukken leidt tot gevoelens als afwezigheid en het stuklopen of verbreken van het levensverhaal. Het resultaat is verlies van representatie en coherentie alsook van het vermogen tot interne en externe communicatie door de vernietiging van het ontvankelijke Jij.
Door de traumatische ervaring wordt een psychisch proces op gang gebracht dat het bewustzijn blijvend blokkeert en de toegang tot het weten over de ‘trauma-inhoud’ verspert. In een ‘uitdoving van het bewustzijn’ wordt volgens Laub de echte kracht van de doodsdrift duidelijk. Deze psychoanalyticus ontwikkelde bovendien het ‘concept van de lege cirkel’ waarin hij het denkbeeld verdedigt dat het ‘oorspronkelijke’ van de traumatische ervaring – ik noem het de trauma-inhoudservaring – in de psyche bewaard blijft. De ervaring van de lege cirkel is een toestand van innerlijke objectloosheid, die een gevolg is van door de doodsdrift veroorzaakte Ego-regressie.6Vgl. Laub 2000, blz. 866 e.v. De objectloze toestand duidt op vernietiging van de innerlijke aanwezigheid van de empathische dyade. Deze ervaring jaagt de betrokkene hevige schrik aan. Om deze ‘afgrond van verschrikking’7Laub 2000, blz. 866. te verzachten, probeert de psyche verschillende afweermechanismen te mobiliseren, die – hoe conflictueus ook – nog beter te verdragen zijn dan een verlies van de innerlijke dyade.
Lees verder →