Paula (Paulina) Wölfle
Paula Wölfle werd op 22 februari 1901 geboren in Lódz.1WTA Selters i.T., Wölfle, Paulina, levensbeschrijving.
Paula behoorde tot de Duitstalige, ethnische groep en werd evangelisch opgevoed. Ze had vijf oudere broers en zussen. Vooral met haar blinde zuster Alma had ze een hechte band. Haar moeder was weduwe en moest het gezin alleen verzorgen. Op 15-jarige leeftijd besloot Paula om haar leven aan God te wijden: ze verzocht te mogen intreden in een diaconessenhuis. Deze instelling met haar regels ervoer ze als een gevangenis. Na een jaar van evangelisch godsdienstonderwijs greep Paula de gelegenheid aan om naar het ouderlijke landbouwbedrijf terug te keren. Haar moeder had namelijk haar arm gebroken waardoor Paula’s hulp nodig was.
Teleurgesteld in de protestantse opvoeding ging ze zich in 1917 bezighouden met de geloofsleer van de baptisten, maar die kon haar ‘religieuze honger’ ook niet stillen. In 1924 kwam ze in contact met Bijbelonderzoekers, die voornamelijk uit het buitenland kwamen en in Polen predikten. Paula bezocht lezingen van deze geloofsgemeenschap, die in het Duits en Pools werden gehouden. In 1925 werd Paula Wölfle een actief lid van de Internationale Vereniging van Bijbelonderzoekers. Ze verbreidde de religieuze ideeën via het vlugschrift ‘Aanklacht tegen de geestelijkheid’ door zogenaamde huisbezoeken. Paula ondersteunde bovendien de prediking waarbij op platen opgenomen lezingen en liederen met een koffergrammofoon werden afgespeeld. Al haar inspanningen waren gericht op de ontwikkeling van haar eigen karakter, dat tot volmaaktheid moest worden gebracht.
‘Zo gingen de jaren voorbij totdat in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak. We hadden al voor de oorlog vernomen dat onze broeders in Duitsland vanwege de waarheid vervolgd werden.’2WTA Selters i.T., Wölfle, Paulina, levensbeschrijving. De nazivervolging om geloofsredenen bezag Paula als beproeving op haar religieuze overtuiging. Met de bezetting van Polen door het naziregime begonnen haar moeilijkheden onmiddellijk. Paula, die tot dan als fabrieksarbeidster had gewerkt, weigerde de Duitse groet te brengen. Als gevolg daarvan werd ze er binnen het bedrijf van beschuldigd Bijbelonderzoekerspropaganda te bedrijven, waarop ze ontslagen werd. Ten slotte werd ze in oktober 1940, naar aanleiding van een huiszoeking waarbij de Gestapo Wachttorenlectuur vond, gearresteerd. Na een gevangenschap van twee maanden werd Paula in december 1940 naar Ravensbrück gedeporteerd.
Daar kreeg ze registratienummer 5249 en wees men haar toe aan blok 12.3WTA Selters i.T., DOK 12/40 (2), gevangenisdocument nr. 255, Wölfle, Paulina, FKL Ravensbrück. Ze was in Ravensbrück de eerste van de gevangen Bijbelonderzoeksters die uit Polen kwamen. Paula verbreidde in dit vrouwenconcentratiekamp ijverig haar geloofsleer, zoals alle nieuw aangekomen vrouwelijke Getuigen van Jehovah die actuele ‘Wachttorengedachten’ naar het kamp meebrachten. Ze hielden bovendien een bijbel verstopt die een Getuige, werkend als stookster, onder veel boeken en kranten gevonden had. De bijbel had moeten worden verbrand, maar de moedige Getuige van Jehovah redde die voor een gemeenschappelijke Bijbelstudie. In hun vrije tijd, waarin het was toegestaan op de appelplaats te wandelen, probeerden de Bijbelonderzoeksters medegevangenen van andere categorieën te overtuigen van de leer van Jehovah’s Getuigen. Paula deed hier ook aan mee.
Paula werd aangewezen voor werk buiten het kamp, wat blijkt uit het bezit van een pasje dat haar het recht gaf de poort te passeren.
In mei 1943 werd ze, als een van de 24 Bijbelonderzoeksters, overgeplaatst naar St.-Lambrecht. Over dit ‘SS-werkkamp’ bericht ze het volgende:
‘Ook daar hadden we soms de gelegenheid met mensen over de waarheid te spreken; we moesten echter voorzichtig zijn, opdat de bewaakster het niet merkte. Daar hoefden we niet meer te verhongeren, maar daarvoor [moesten] we vele uren zeer zwaar werk verrichten. We hadden een Bijbel en konden ons dagelijks sterken door het woord Gods. Er waren daar enkelen met wie we bijna dagelijks studeerden, ook zongen we liederen. […] We waren Jehovah dankbaar en verheugden ons over het voorrecht dat hij ons schonk.’4WTA Selters i.T., Wölfle, Paulina, levensbeschrijving.
Na haar bevrijding uit het concentratiekamp in mei 1945 probeerde Paula Wölfle op de terugreis naar Polen de geloofsleer van de Bijbelonderzoeksters te verbreiden. Zij benutte daarvoor gelegenheden in de verschillende verzamelkampen voor Displaced Persons5Vluchtelingenkampen om ‘getuigenis te geven’.
In september 1945 kwam ze ten slotte aan in haar geboortestad Lódz, die zich intussen een droeve naam verworven had. Haar moeder was in 1942 gestorven, dus nam ze haar blinde zuster op die bij vrienden was ondergebracht en probeerde ze zichzelf en Alma te onderhouden. Vanwege haar slechte gezondheid, die terug te voeren was op de levensomstandigheden in de concentratiekampen, kon ze alleen werk aannemen in de categorie ‘lichamelijk licht werk’. Bovendien besloot ze in de zogenaamde pioniersdienst te gaan, om zo de geloofsleer te verbreiden.
In 1950 werd de organisatie van Jehovah’s Getuigen in Polen opnieuw verboden en werd Paula gearresteerd. Negen maanden lang werd ze in voorarrest gehouden; haar gezondheid verslechterde daar zienderogen. Na haar ontslag was ze in zo’n slechte lichamelijke conditie dat ze de predikingsdienst moest opgeven.
De laatste regels van haar biografie vatten haar levenshouding, waardoor ze veel verdrukking had kunnen doorstaan, samen: ‘Vol dankbaarheid tegenover Jehovah kijk ik op de afgelopen jaren terug en ook nu benut ik mijn tijd zo goed als ik kan in zijn dienst, omdat ik weet dat Jehovah mij zal helpen om getrouw tot het einde te volharden.’6WTA Selters i.T., Wölfle, Paulina, levensbeschrijving.
Hoofdstuk 6 – Trauma door het verleden →