Jansje (Jans) Hoogers-Elbertsen

Jans Hoogers-Elbertsen werd op 11 april 1919 geboren in Wekerom.1WTA Emmen, interview Zr. Elbertsen; WTA Emmen, gegevens over Jansje Hoogers-Elbertsen van 12-02-1958; WTA Emmen, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 30-08-1993; PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002.

Kamppas van concentratiekamp Ravensbrück van Jans Hoogers-Elbertsen
Kamppas van concentratiekamp Ravensbrück van Jans Hoogers-Elbertsen. (Historisch archief Wachttorengenootschap Emmen/Nederland)

Het eerste contact met de leden van de geloofsgemeenschap ontstond via haar zuster in het jaar 1940. In datzelfde jaar liet ze zich dopen. Jans ging als koerier van de geloofsorganisatie werken en verstopte religieuze lectuur. Op 14 mei 1942 werd Jans tijdens haar eerste predikingsdienst door de Gestapo in Arnhem gearresteerd en drie maanden lang in de gevangenis aldaar opgesloten. Na vergeefse verhoren werd ze vervolgens naar verschillende huizen van bewaring gebracht. In de gevangenis van Kleef zat ze twee weken gevangen, daarna in Düsseldorf, Berlijn en Hannover. Ten slotte werd ze naar het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück gedeporteerd, waar ze op 2 oktober 1942 aankwam en registratienummer 14.164 kreeg.2WTA Emmen, gevangenisdocument nr. 38, Elbertsen, Jansje, vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück; MGR /SBG, Ra 34/631. Haar naam staat bovendien geregistreerd op de originele lijst ‘Doden en Overlevenden’ over gevangenen uit Nederland (MGR /SBG, Ra 41/962). Net als Toos Berkers werd ze aan blok 12 toegewezen. Dagelijks getreiter, zoals het moeten dragen van niet passende, kapotte schoenen, kenmerkte de levensomstandigheden in Ravensbrück. Daardoor was het leven moeilijk te dragen. Jans werd in Ravensbrück aan het tuincommando toegewezen, waar ze onder andere in een kas moest werken.

In kamp Ravensbrück maakte ze een bezoek van Heinrich Himmler, de stafchef van de SS, mee. Tijdens de inspectie van het concentratiekamp op 19 maart 1943 merkte Himmler op ‘wat voor vreemde vogels’3PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002. de vrouwen waren die tot de groep van Bijbelonderzoeksters behoorden. Het feit dat ze als een obscuur wezen werd beschouwd was iets wat deze oplettende vrouw nooit zou vergeten.

In Ravensbrück sloot ze vriendschap met Tinie Mulder, een Bijbelonderzoekster die al langer tot de geloofsgemeenschap behoorde. Jans vroeg haar regelmatig om haar mening over geloofskwesties.

Uiteindelijk kwam de naam van Jans Hoogers-Elbertsen op de transportlijst voor het werkkamp St.-Lambrecht. Tijdens het transport mocht alleen het allernoodzakelijkste worden meegenomen: kleding, eetgerei en een deken. Jans leed onder de kou. Het vrouwelijke gevangenencommando vertrok op 4 mei 1943 vanaf Ravensbrück en kwam op 8 mei 1943 in Stiermarken aan. In het concentratiekamp St.-Lambrecht werkte ze de meeste tijd als kamermeisje. Zo nu en dan, vooral in het begin van haar verblijf, moest ze ook in de tuinderij werken.

Als ‘kamermeisje’4PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002. genoot ze het vertrouwen van Lore Kröll, het hoofd van de huishouding. Deze vertrouwde haar alle sleutels van de vertrekken toe waarvoor ze moest zorgen. Lore Kröll ‘waardeerde’ de bekwaamheid van haar ‘bediende’5PA, interview Kröll, Lore, 18-11-2002. zo, dat ze wenste altijd zo’n degelijke werkkracht te hebben: ‘Jans, jij zal altijd mijn kamermeisje zijn.’6PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002. Het hoofd van de huishouding benutte Jans’ bekwaamheden goed, vooral haar strijkvaardigheden. Lore Kröll bracht haar waardering ook herhaaldelijk tot uitdrukking in de vorm van geschenken. Jans kreeg onder andere kleding en schoenen van haar. Jans had een goede verhouding met het hoofd van de huishouding en mocht haar graag. Kröll gaf haar verschillende opdrachten, zoals het naar de werkplaats brengen van kapotte apparaten ter reparatie. Daarbij ontstonden contacten met de Spaanse kampgevangenen. De monteur Anguera Canal Juan werd bij deze ontmoetingen verliefd op Jans. Hij maakte voor haar een naaikistje en een koperen vingerhoed. Na de bevrijding nam ze deze voorwerpen mee naar haar vaderland als ‘bruiloftsgeschenk uit het klooster’.7PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002. Ze heeft ze tot op de dag van vandaag in gebruik.

 

Het lukte Jans ook om kampcommandant Schöller, die zich bij voorkeur in haar nabijheid ophield, op afstand te houden.

Naast het schoonmaakwerk in de gastenkamers van het SS-landgoed moest Jans ook verschillende kantoren schoonhouden. Ze beschikte onder andere over de sleutel van het kantoor van Verwalter Erhart. Zo ving zij op dat Erharts zoon, die bij de Duitse Wehrmacht diende, in Arnhem – de plaats van haar arrestatie – gesneuveld was.

Jans liep tijdens haar gevangenschap in St.-Lambrecht een negenoog (meerdere steenpuisten bij elkaar) aan haar dijbeen op. Daar ze steeds weer problemen met de SS-bewaakster had gehad, schrok ze ervoor terug om dit te melden. In plaats daarvan wendde ze zich tot kampcommandant Schöller, die haar hoogstpersoonlijk met zalf en pleisters behandelde. De genezing verliep goed. Korte tijd later liep Jans een etterende ontsteking van het nagelbed op waarbij door een ondeskundige behandelwijze van de SS-bewaakster haar hele arm ontstoken raakte. Hoofd van de huishouding Lore Kröll maakte het via de Verwalter mogelijk dat Jans door de gemeentearts mocht worden behandeld. Deze arts behandelde haar deskundig en Jans mocht zich een tijdlang, op doktersvoorschrift, ontzien – in de vorm van het hoeden van schapen samen met Sjaan Pronk. Er moest ook een kies worden getrokken bij Jans. De Poolse arts-gevangene voerde de extractie uit zonder verdoving of pijnbestrijding. Ondanks alle moeilijkheden, die ook het leven van alledag in St.-Lambrecht bepaalden, was de gevangenschap aldaar vergeleken met het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück ‘een ander leven, waar aanzienlijk meer vrijheid was’,8PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002. zoals ze benadrukt.

Ook in dit concentratiekamp moest ze op haar hoede zijn, maar toch was de situatie gemakkelijker te verdragen dan in het hoofdkamp. Vooral de betere voedselsituatie en de humanere manier van huisvesting onderscheidden beide concentratiekampen duidelijk van elkaar. De goede relatie met Sjaan Pronk, met wie ze dikwijls over de Bijbel sprak, gaf haar de steun en motivatie om de situatie waarin zij moest leven aan te kunnen. Deze moederlijke vrouw gaf haar houvast en was voor Jans een vraagbaak. Op haar mening kon ze bouwen.

Net als Gerdina Huisman-Rabouw kon Jans ondanks de moeilijke situatie waarin ze zich bevond toch genieten van de schoonheid van het landschap waarvan ze erg onder de indruk was. Ook zij internaliseerde de concentratiekampgevangenschap als een tijd waarin ze in geloof toenam. Daarmee nam ze voor zichzelf het besluit kwellingen en ontberingen uit die tijd te bezien als een bewust besluit om haar geloofsovertuiging te verdedigen en alle consequenties die daaruit voortvloeiden te aanvaarden. De bevrijding uit het concentratiekamp betekende voor haar de redding door Jehovah.

De terugreis naar Nederland ondernam ze samen met haar geloofszusters. In Italië nam ze afscheid van de groep Nederlandse vrouwen om bij Sjaan Pronk te blijven. Haar vriendin was ziek geworden en Jans bleef tot aan haar genezing bij haar, verzorgde haar en zette ten slotte samen met haar de rest van de terugreis naar Holland voort. Op 4 augustus 1945 kwam Jans in Maastricht aan9WTA Emmen, brief van 27-02-1945 aan Stichting 1940-1945, Amsterdam. en twee dagen later bereikte ze haar huis in Gelderland doordat ze kon meerijden op een motor. Jans was dienstmeisje en vond uiteindelijk weer werk. Ze zette direct haar religieuze activiteit in de predikings- en pioniersdienst voort. Daarbij leerde ze haar latere echtgenoot Jakobus Hoogers kennen. Daarmee ging haar wens in vervulling om te kunnen trouwen met een partner die dezelfde geloofsovertuiging had.10PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002.

Ontslagbewijs St.-Lambrecht van Jans Hoogers-Elbertsen
Ontslagbewijs St.-Lambrecht van Jans Hoogers-Elbertsen. (Historisch archief Wachttorengenootschap Emmen/Nederland)

Jans hield contact met haar vriendin Sjaan Pronk. Ze bezocht Sjaan dikwijls. Door de traumatische concentratiekampervaringen was in Jans een sterk agressiepotentieel opgebouwd, dat ze kanaliseerde door dikwijls spontaan luid te schreeuwen. Ze sprak ook met Sjaan Pronk over deze behoefte. Door haar ‘toestemming’ te geven om te schreeuwen hielp Sjaan haar om haar agressie af te bouwen.

Jans kreeg jaren na de bevrijding uit het concentratiekamp een zenuwinzinking, waarvan ze echter weer goed herstelde.

Haar leven vergeleek ze met een trein die op een afgrond afrijdt en waarin de mensheid zich bevindt. ‘Het komt erop aan, wat een ieder persoonlijk doet. De vraag is, of je in deze trein blijft.’11PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002. Daarmee gaf ze op een beeldende manier haar kijk op zelfstandigheid: ieder individu moet zijn eigen levensweg kiezen en zelf verantwoordelijkheid dragen voor daden en gedrag.

Jans Hoogers-Elbertsen, oktober 2002
Jans Hoogers-Elbertsen, oktober 2002. (Privéarchief Anita Farkas, Tillmitsch/Oostenrijk)


Lees verder →