Structuur van de kampgemeenschap
De kampgemeenschap bestond uit een homogene groep van vrouwelijke Getuigen van Jehovah van verschillende leeftijden. De meeste vrouwen waren geboren aan het begin van de twintigste eeuw en waren bij hun aankomst in het vrouwenconcentratiekamp St.-Lambrecht de veertig ruim gepasseerd. Er waren slechts twee heel jonge Nederlandse Bijbelonderzoeksters. Gerdina Huisman was met haar 22 jaar de jongste.1Ze werd aangeduid met haar meisjesnaam Rabouw (aMM, K5/6). Jans Hoogers-Elbertsen was drie jaar ouder dan Gerdina en dus de een na jongste van de kampgemeenschap. De oudste Bijbelonderzoekster in St.-Lambrecht was de Weense Therese Schreiber, die bij haar aankomst in Stiermarken bijna 54 was. Daardoor was de gemiddelde leeftijd in dit buitenkamp hoog.
De kampgemeenschap was samengesteld uit vijf Nederlandse, twee Oostenrijkse, een Belgische, tien Duitse en vijf2Oorspronkelijk waren er zes Poolse vrouwen, van wie er een kort na aankomst teruggestuurd was naar het hoofdkamp Ravensbrück. Haar naam is onbekend. Poolse vrouwen.
Binnen de groep bestonden hechte vriendschappen. Zo was er bijvoorbeeld een sterke band tussen Jans Hoogers-Elbertsen en Sjaan Pronk. Froukje Volp en Gerdina Huisman waren in kamp Ravensbrück al bevriend geraakt. Deze vriendschapsbanden bleken ook bij de keuze van slaapplaatsen, waarbij die vrouwen samen een stapelbed deelden.3PA, interview Huisman, Gerdina, 15-10-2002.
Voor zover bekend vervulde geen van de vrouwelijke gevangenen in St.-Lambrecht een functie als ’blokoudste’.
Wel werd er binnen de geloofsgemeenschap een ‘leidster’ gekozen die richtlijnen gaf over geloofskwesties. Het ging daarbij om de Duitse Bijbelonderzoekster Alwine Blöbaum. Zij gold als ‘gezalfde’ en had daardoor een bijzondere autoriteit.4PA, interview Pronk, Cobie, 18-10-2002.
Binnen de groep ontstonden vooral discussies over geloofszaken. Eén reden hiervoor was dat de Duitse Getuigen door hun jarenlange opsluiting niet op de hoogte waren van de laatste stand van zaken aangaande de interpretatie van Bijbelteksten en geloofskwesties.
Bovendien had de verschillende volksaard invloed op het verzet van de geloofsgemeenschap. Zo golden de Duitse Bijbelonderzoeksters ook binnen de gemeenschap, in tegenstelling tot de Nederlandse, als zeer volgzaam. De groep Nederlandse vrouwen was buitengewoon moedig. Ze hadden de reputatie van ‘brutale Hollandse vrouwen’.5PA, interview Pronk, Cobie, 18-10-2002.
Hoewel sommige vrouwen door hun werkplek privileges genoten, gaf dit in de groep kennelijk geen problemen. De goede onderlinge verhouding en de bereidheid van alle Jehovah’s Getuigen om elk voordeel zoveel mogelijk met elkaar te delen, was van doorslaggevend belang. Degenen die door hun werk op betere posities terecht waren gekomen, namen aanzienlijke risico’s op de koop toe. De vrouwen die als kamermeisje werkten, smokkelden bijvoorbeeld – omdat ze in de keuken hun maaltijd kregen – eten voor hun geloofszusters het kamp binnen.6PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002; interview Huisman, Gerdina, 15-10-2002.
De groep werd ervaren als de besloten eenheid van een gezin, waarvan de leden door de bijzondere waarde van hun gemeenschappelijke religieuze overtuiging met elkaar verbonden waren. Onderscheid tussen de verschillende vrouwen had vooral te maken met het land van herkomst. Al met al heerste er volgens Gerdina Huisman ‘een gemoedelijke sfeer binnen de groep, die heilzaam was’.7PA, interview Huisman, Gerdina, 15-10-2002.
Lees verder →