Reizen naar de verschillende geboortelanden
Na de bevrijding van het kamp St.-Lambrecht kregen alle voormalige gevangenen een persoonsbewijs waarin de vingerafdruk stond van de houdster. De burgemeester van St.-Lambrecht reikte dit uit samen met de bevrijdingsaktes die een ongehinderde terugreis mogelijk moesten maken. Het reisdoel werd op de documenten aangetekend.
De gebrekkige organisatie van de transporten dwong de Bijbelonderzoeksters om langer in het bevrijde kamp te blijven. De vrouwen werden praktisch helemaal aan zichzelf overgelaten. Omdat ze over geen enkele reiservaring beschikten, waren ze erg dankbaar toen de Spaanse ex-gevangenen hun hulp voor de terugreis aanboden. De Britse bezettingsmacht had hun een vrachtwagen ter beschikking gesteld, waarmee ook de vrouwen hun terugreis begonnen. De precieze datum van het gemeenschappelijke vertrek is niet te achterhalen. Het staat echter vast dat de vrouwelijke ex-gevangenen en de Spanjaarden de plaats gezamenlijk verlieten.1PA, interview Huisman, Gerdina, 15-10-2002; interview Hoogers-Elbertsen, 16-10-2002; WTA Wenen, levensloop Schreiber, Therese.
Het gemengde gezelschap ging op weg in zuidelijke richting. In Klagenfurt scheidden zich de wegen van de mannen en de vrouwen. De bevrijde Bijbelonderzoeksters van het kamp St.-Lambrecht werden daar in een door bommen beschadigde school ondergebracht. De verzorging in dit vluchtelingenkamp was uiterst gebrekkig.2WTA Wenen, Schreiber, Therese, levensloop.
In Klagenfurt zetten de Nederlandse en Belgische vrouwen hun terugreis via Italië voort. De Duitse Bijbelonderzoeksters en de beide Weense vrouwen verlieten het vluchtelingenkamp in noordelijke richting. Vervolgens werkten zij in de tuinderij van een evangelisch tehuis in Weyern/Karinthië. Van daaruit gingen ze naar Salzburg, waar Therese Schreiber en Hedwig Hummel afscheid namen van de Duitse vrouwen die van daaruit naar hun geboorteland reisden. De beide Weense Jehovah’s Getuigen werden door het Rode Kruis meegenomen van Salzburg tot aan Krems aan de Donau. Van daaruit kwamen ze uiteindelijk met de trein in Wenen aan.3WTA Wenen, Schreiber, Therese, levensloop.
Of de Poolse Bijbelonderzoeksters eveneens via Weyern en Salzburg naar hun geboorteland reisden, is niet bekend.
De groep vrouwen die naar België en Nederland wilde, reisde naar Italië. In een opvangkamp in Treviso werd de Nederlandse Getuige van Jehovah Sjaan Pronk ziek. Ze kreeg een blindedarmontsteking en kon niet verder reizen omdat ze in een klooster in de Veneto moest worden geopereerd. Jans Hoogers-Elbertsen bleef bij haar, zorgde voor haar en nam daarmee de vertraging van haar eigen terugreis op de koop toe.4WTA Emmen, interview Pronk, Cobie, 10-09-1999; PA, interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002.
De overige drie Nederlandse vrouwen en de Belgische Maria Floryn zetten hun terugreis per trein via Zwitserland en Frankrijk voort. De kleine groep moest wekenlang in Parijs blijven in een tot opvangkamp bestemd hotel. Daar kregen de vrouwen meer burgerkleding en werden ze administratief gecontroleerd. Bovendien moesten ze gezondheidscontroles ondergaan. Ten slotte konden ze via België verder reizen en bereikten ze na ruim zes weken hun doel.5PA, interview Huisman, Gerdina, 15-10-2002; WTA Emmen, interview Berkers, Katharina (Toos), 1985, nr. 372; WTA Emmen, interview Volp-Rinzema, Froukje, 31-08-1995.
Pas in augustus 1945 kwamen Sjaan Pronk en Jans Hoogers-Elbertsen in hun geboorteplaats aan. De terugreis had meer dan drie maanden geduurd.6PA, interview Pronk, Cobie, 18-10-2002. Afhankelijk van het reisdoel, de beschikbare transportmiddelen en de individuele lichamelijke gesteldheid, varieerde de duur en inspanning van de terugreis van de Getuigen. Terwijl het de beide Weense vrouwen kennelijk lukte om betrekkelijk snel huiswaarts te keren, werd de terugreis voor Sjaan Pronk wegens ziekte en verzwakking een ware odyssee. De ervaringen van de terugreis vormen voor de voormalige concentratiekampgevangenen een specifiek deel van hun levensverhaal. Het is onlosmakelijk verbonden met de individuele ervaringen van hun vrijheidsberoving en de uitbuiting door het concentratiekampsysteem.
Hoofdstuk 5 – De vrouwen van St.‑Lambrecht: hun levensverhalen →