Het mannenconcentratiekamp

Op deze plaats lijkt de beschrijving van het mannenconcentratiekamp noodzakelijk omdat er een verband bestaat met het later opgerichte vrouwenconcentratiekamp. Naast het feit dat het vrouwencommando onderworpen was aan dezelfde kampcommandant, was er ook contact tussen de beide groepen gevangenen. Bovendien veranderde de aanwezigheid van het vrouwenconcentratiekamp ook de arbeidssituatie van de mannelijke concentratiekampgevangenen.

Gevangenen van concentratiekamp St.-Lambrecht na de bevrijding (namen onbekend)
Gevangenen van concentratiekamp St.-Lambrecht na de bevrijding (namen onbekend)

Het bedrijf van de beide concentratiekampen functioneerde niet geïsoleerd van de samenleving. De kampen bestonden niet in het verborgene. Voor het instandhouden van de concentratiekampinrichtingen was namelijk een infrastructuur nodig, bijvoorbeeld de stroom- en watervoorziening en de vuilafvoer binnen de kloostermuren. Contact met de buitenwereld was daarom noodzakelijk. Bovendien was de poort van het klooster overdag open. Het was de bevolking niet verboden het terrein te betreden. ’s Zondags nam een gedeelte van de dorpsgemeenschap deel aan kerkdiensten in de kloosterkerk. Zo werden noch het mannen- noch het vrouwenconcentratiekamp aan de publieke waarneming onttrokken. Bovendien gebruikte men twee jaar lang de ruimte onder de kloosterpoort als appelplaats voor het vrouwelijke gevangenencommando, wat de aanwezigheid van het vrouwenconcentratiekamp onder de algemene aandacht van de plaatselijke bewoners bracht.

Ook maakte men gebruik van dienstverlenende bedrijven, zoals de restaurants waar het SS-bewakingspersoneel vaak kwam. Dit verbond functionarissen van het interne kampsysteem met de maatschappelijke buitenwereld.

Het is niet zeker van wie het idee kwam om in het klooster van St.-Lambrecht, dat als SS-landgoed geleid werd, een concentratiekamp op te richten. De stichting van de nederzetting1Deze nederzetting bestaat nu nog en is algemeen bekend als ‘kloosternederzetting’. in Eben, een gebiedsdeel van St.-Lambrecht, die al in juli 1941 begonnen was, speelde zeker een rol bij het inzetten van kampgevangenen. Seiler vermoedt dat de vertraagde inzet van deze gevangenen te maken had met de oprichting van het hoofdbureau voor economische zaken (WVHA).2Wirtschaftsverwaltungshauptamt. Daarnaast ontstond vertraging door de inlijving van de ‘inspectie van de concentratiekampen’ in de WVHA. In ieder geval was vanaf dat moment het gebruik van gevangenen voor landbouwwerkzaamheden op SS-landgoederen geen zeldzaamheid meer.3Het eerste Stiermarkse buitenkamp van Mauthausen werd reeds in de zomer van 1941 in Bretstein opgericht. Gemiddeld 80 gevangenen werden aangetrokken voor de verzorging van gevogelte en schapen en voor de aanleg van een goederenweg. Dit bijkamp van Mauthausen werd op 30-09-1943 gesloten (Maršálek 1995, blz. 39).

Op 12 mei 1942 stelde men in het concentratiekamp Dachau het eerste gevangenencommando met de bestemming St.-Lambrecht samen. De volgende dag arriveerde het commando daar. Volgens verschillende bronnen4AMM, B 44/5; DA 23.387; Rabitsch 1967, blz. 111. omvatte het transport tussen de tachtig en honderd mannen. Enkele weken later volgde een ander transport vanuit Dachau waarbij ongeveer achttien gevangenen naar Schloss Lind, een bezit van het voormalige klooster, gebracht werden.5DA, A 499/32.788. In het concentratiekamp Schloss Lind zou een oudere, Duitse gevangene aan een ziekte zijn gestorven en op het kerkhof van Neumarkt zijn bijgezet (DA A 1562/34.814; A 1562/34.815). Onderzoek in het dioceesarchief Graz (het doorkijken van de lijsten met overledenen) gaf echter geen uitsluitsel. Op dit bijkamp, dat net als St.-Lambrecht/mannen eveneens eerst viel onder het concentratiekamp Dachau en later onder Mauthausen, zal hier niet worden ingegaan. Er wordt verwezen naar de volgende literatuur: Rabitsch 1967; Seiler 1994; Seiler, Dietmar. In: ‘A.E.I.O.U, draußt bist du, draußt bist du noch lange nicht. Das andere Heimatmuseum. 1. Abteilung’; o.S. 1996; Farkas, Anita: ‘Kollektives Gedächtnis und Erinnerungsarbeit in der Steiermark. Auf den Spuren der Erinnerung an die Konzentrationslager Aflenz, Peggau und Schloß Lind’. Phil. Diplomarbeit, Klagenfurt 2001.

Vleugel van het klooster St.-Lambrecht waarin het mannenconcentratiekamp was ondergebracht (deze opname dateert van na de bevrijding).
Vleugel van het klooster St.-Lambrecht waarin het mannenconcentratiekamp was ondergebracht (deze opname dateert van na de bevrijding)

De mannelijke groep gevangenen van het concentratiekamp St.-Lambrecht bestond uit verschillende nationaliteiten. De Polen vormden aanvankelijk de overgrote meerderheid. Verder zaten er ook verscheidene Duitsers, enkele Oostenrijkers en Joegoslaven gevangen. Ze vonden een onderkomen op de bovenste verdieping van een op het westen gelegen bijgebouw,6Het ging daarbij om de voormalige turnzaal van het koorknaapconvent, dat in 1932 werd opgeheven. De ruimte was reeds getralied en alleen via een enkele trap bereikbaar. waaronder zich garages bevonden. De gevangenen moesten eerst de onderkomens voor zichzelf en voor de ongeveer twintig bewakers inrichten.

Door de afscheiding van een ruimte op het terrein van de gevangenisvleugel kwam er plaats voor een kleine ziekenkamer, die vanaf de herfst in 1942 bemand werd door een Sloveense arts. Naast de ziekenkamer richtten de gevangenen een werkplaats in waar ze reparatiewerkzaamheden verrichtten.7Vgl. Seiler 1994, blz. 28 e.v.

Het bewakingspersoneel was op de begane grond van het kloostergebouw ondergebracht. In de huidige huiskapel naast de kerk was de kamer van de kampcommandant. De veiligheidsdienst (SD) betrok de aangrenzende ruimtes. De deuren waren altijd gesloten.8PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002.

 

Klooster St.-Lambrecht, vleugel van de bewaking
Klooster St.-Lambrecht, vleugel van de bewaking. (Privéarchief Anita Farkas, Tillmitsch/Oostenrijk)

De tewerkstelling van de gevangenen begon eerst met agrarische activiteiten. Daarna werkte een bouwploeg aan de bouw van de nederzetting in Eben, onder meer aan de waterleiding, aan kanalisatie en aan een zuiveringsinstallatie. Bij deze zware werkzaamheden werden de gevangenen mishandeld. Daar kwam echter spoedig een einde aan, blijkbaar omdat men belang had bij een snelle voortgang van de werkzaamheden.9Vgl. Nischelwitzer 1988, blz. 60.

Lore Kröll, het voormalige hoofd van de huishouding, beoordeelt de bouw van een nederzetting in St.-Lambrecht als volgt:

‘Die nieuwe nederzetting is een goede zaak, die [de nieuwe machthebbers met de inzet van kampgevangenen; opmerking auteur] tot stand hebben gebracht. Vandaag de dag is de bevolking er blij mee deze in St.-Lambrecht te hebben.’10PA, interview Kröll, Lore, 18-11-2002.

SS-Untersturmführer Herbert Goschin, rechts (vermoedelijk uit 1943)
SS-Untersturmführer Herbert Goschin, rechts (vermoedelijk uit 1943). (Privéverzameling Margarete Günter, Winznau/Zwitserland)

Bouwopzichter was de jonge architect SS-Untersturmführer11Tweede luitenant Herbert Goschin,12Goschin bewoonde op de bovenverdieping van de kloostervleugel een kamer naast de kamers van Kröll en Pfeiffer. Men had voor hem een huis in aanbouw in St.-Lambrecht dat hij niet meer betrok, omdat hij reeds voordien weggestuurd werd (PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002; interview Kröll, Lore, 18-11-2002; interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002). die in juli 1942 door de WVHA naar St.-Lambrecht was gestuurd. Met deze SS-Untersturmführer bouwden de gevangenen een goede relatie op. Hij was ook degene die de gevangenen waarschuwde voor afluisteren toen in St.-Lambrecht een nieuwe groep bewakers aankwam. De leider van dit bouwcommando stamde uit Opper-Silezië en was de Slavische talen machtig. De Tsjechische, Poolse en Joegoslavische gevangenen hadden tot dan toe onbekommerd in hun talen met elkaar kunnen praten. Het aantal collectieve en individuele straffen nam toe. Bovendien werden vanaf 20 november 1942, toen St.-Lambrecht bijkamp van het concentratiekamp Mauthausen werd, enkele Polen naar dit laatstgenoemde kamp overgeplaatst, iets wat ongewoon genoemd kan worden.13Met ingang van 20 november 1942 werden de subkampen St.-Lambrecht en Schloss Lind overgenomen door het hoofdkamp Mauthausen.  Deze acties waren toe te schrijven aan de Silezische leider van het bouwcommando die de bewaking informeerde over de inhoud van de gesprekken tussen de gevangenen.14Vgl. Seiler 1994, blz. 34.

SS-Hauptscharführer15Hoofdsectieleider Ernst Angerer loste na korte tijd de eerste kampcommandant Remle16AMM, gegevensverzameling Lauritsch: DA, schriftelijk verslag van Jan Kosinski, 20-09-1987. af.17Vgl. Seiler 1994, blz. 29. Angerer was volgens uitspraken van gevangenen ‘geen beul, geen moordenaar. Hij verschilde fundamenteel van de anderen. Het commando werd daarom relatief draaglijk.’18Nischelwitzer 1988, blz. 60. Angerer raakte bevriend met een meisje dat in het kader van de Arbeitsdienst19Reichsarbeitsdienst (RAD) of Rijksarbeidsdienst: een organisatie in nazi-Duitsland, oorspronkelijk opgezet om de werkloosheid terug te dringen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Rijksarbeidsdienst ingezet ter ondersteuning van het Duitse leger. in de dynamietfabriek in Weissenbach bij St.-Lambrecht verplicht tewerk was gesteld. In oktober 1942 werd hij ‘vanwege te liberale commandoleiding in St.-Lambrecht (…) afgelost’ en veroordeeld door een SS-rechtbank wegens ‘begunstiging van gevangenen’.20Vgl. Nischelwitzer 1988, blz. 60. Een groot aantal dienstplichtige meisjes, dat uit het Sloveense Celje afkomstig was, was ondergebracht in de pensions in de plaats St.-Lambrecht. Jagoschütz schijnt de overplaatsing van de kampcommandant in verband te brengen met de relatie met een meisje (vgl. Jagoschütz 1990, blz. 89. PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002).

In de eerder genoemde gevangeniskeuken kookte een gevangene, Gustav Mayer genaamd21Zijn naam staat ook op de transportlijst van 12-5-1942 uit Dachau (DA, 23.387). voor het uit allerlei nationaliteiten bestaande gevangenencommando. De gevangenen kregen elke dag dezelfde kost: witte kool, aardappels en vlees uit blik. Als er genoeg groente uit de kloostertuin voorhanden was, vulde die hun voeding een beetje aan. Het ontbijt bestond uit met water aangelengde melk of koffie, en een stuk brood.22PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002. Het brood moest door Messnarz-Günter worden afgewogen. De hoeveelheid per gevangene herinnert ze zich niet meer. In het midden van de keuken stond een fornuis. Aan de andere kant van het fornuis kookte een kokkin met hulp van een keukenmeisje voor de ongeveer dertig leden van het burgerpersoneel van het toenmalige SS-landgoed. Het burgerpersoneel gebruikte deze situatie om wat aan keukeningrediënten over was, stiekem over het fornuis heen naar de gevangeniskok toe te schuiven. Naast de keukenhulp Margarete Messnarz-Günter, die in het kader van de RAD op 1 februari 1942 verplicht in St.-Lambrecht tewerkgesteld was, werkten daar drie Joegoslavische meisjes en een kokkin genaamd Anna.23PA, brief van Messnarz-Günter, Margarete, van 02-09-2002. De Joegoslavische keukenhulpen wisselden vaak. Anna was een inwoonster van St.-Lambrecht, van wie de achternaam helaas niet kon worden achterhaald. Ze had een kamer in het klooster, maar sliep af en toe thuis (PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002). Anna was bij zowel de gevangenen als bij het hoofd van de huishouding Kröll erg geliefd. Zij ondersteunde de gevangenen bij iedere gelegenheid, bijvoorbeeld doordat ze hun voedsel toestopte.24PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002. Ze schreef ook brieven voor de gevangene Hubert Henkel25Zijn naam staat op de lijst van het eerste gevangenentransport uit Dachau op 12 mei 1942 (DA, 23.387). uit München en smokkelde die bovendien het kamp uit.

V.L.N.R. onbekende Wehrmacht-soldaat, kokkin Anna, keukenhulp Margarete Messnarz-Günter, kampcommandant Schöller, keukenmeisje uit Slovenië, onbekende Wehrmacht- soldaat (foto vermoedelijk uit 1944)
V.l.n.r.: onbekende Wehrmacht-soldaat, kokkin Anna, keukenhulp Margarete Messnarz-Günter, kampcommandant Schöller, keukenmeisje uit Slovenië, onbekende Wehrmacht-soldaat (foto vermoedelijk uit 1944). (Archief museum Mauthausen, Wenen/Oostenrijk; privéverzameling Margarete Günter, Winznau/Zwitserland)

 

V.L.N.R. Sloveens keukenmeisje, onbekende Wehr- macht-soldaat, kokkin Anna, kampcommandant Schöller, keukenhulp Margarete Messnarz- Günter, onbekende Wehrmacht-soldaat, Sloveens keukenmeisje (foto vermoedelijk uit 1944)
V.l.n.r.: Sloveens keukenmeisje, onbekende Wehrmacht-soldaat, kokkin Anna, kampcommandant Schöller, keukenhulp Margarete Messnarz-Günter, onbekende Wehrmacht-soldaat, Sloveens keukenmeisje (foto vermoedelijk uit 1944). (Archief museum Mauthausen, Wenen/Oostenrijk;  privéverzameling Margarete Günter, Winznau/Zwitserland)

Een SS’er bewaakte de mannelijke gevangenen bij hun werk in de keuken tot de gevangen vrouwen hen in 1943 aflosten.26PA, brief van Messnarz-Günter, Margarete van 02-09-2002. In een aan de keuken grenzende ruimte verrichtte kampsecretaris Ludwig Lach27Ludwig Lach werd op 06-10-1910 in Graz geboren (registratienr. 14888). Hij werd op 13 juli 1943 na de terugplaatsing naar Mauthausen naar het concentratiekamp Eisenerz overgeplaatst en op 4 mei 1944 ontslagen (AMM Y 36, Häftlingszugangsbuch der politischen Abteilung of gevangenenboek van de politieke afdeling). In het concentratiekamp Eisenerz had Lach de functie van blokoudste. Hij zou daar gevangen Jehovah’s Getuigen tegen represailles van de kampcommandant hebben beschermd (interview Otrebski, 2000). Jan Ludwig Lach stierf in 1982 in Salzburg (informatie van het bevolkingsbureau). zijn werk. Hij hield, op aanwijzing van Lore Kröll, onder andere de huishoudadministratie, de inschrijvingsformulieren en de menu’s bij.28PA, interview Kröll, Lore, 18-11-2002. Bovendien had hij tot taak de tafel te dekken voor de SS-bewakers in een aan de keuken grenzende ruimte.29PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002.

Het lukte Ludwig Lach om in St.-Lambrecht meerdere malen bezoek te ontvangen van zijn vrouw uit Graz. Toen de SS-bewaking deze ongeoorloofde ontmoetingen in het voorjaar van 1943 ontdekte, ‘heeft hij een behoorlijk pak slaag gekregen’.30PA, interview Kröll, Lore, 18-11-2002. Lach werd vervolgens weer naar het concentratiekamp Mauthausen teruggeplaatst. Hij kwam in het buitenkamp Eisenerz, waaruit hij in 1944 werd ontslagen.

In november 1942 kwam het concentratiekamp St.-Lambrecht onder het bestuur van het hoofdkamp Mauthausen. Daarbij was een totale wisseling van het bewakingspersoneel betrokken: het personeel in St.-Lambrecht werd vervangen door personeel dat uit Mauthausen was aangekomen. SS-Hauptscharführer Heinrich Schöller werd de nieuwe kampcommandant.31Heinrich Schöller, geb. 16-07 of 16-06-1881. De voornaam Heinz, die te vinden is in het Friedensplanübersicht van het concentratiekamp Mauthausen, correspondeert met de verkorte vorm van de naam Heinrich. Schöllers NS-lidmaatschapsnummer luidde 204.733. Vgl. Barch, (vroegere BDC) SSD, personeelsakten Schöller, Heinrich; Barch Ludwigsburg, BALB: B 162 AR 6901589 Bd. II, blz. 368 en 373.

Met zijn komst verslechterde de sfeer, en de in Mauthausen gebruikelijke kampstraffen deden ook in St.-Lambrecht hun intrede. Margarete Messnarz-Günter herinnerde zich tijdens een gesprek de mishandelingen die ze zelf gezien heeft:

‘Al in het begin hebben ze de gevangenen in elkaar geslagen! Wij hebben staan toekijken. Als iemand had geprotesteerd of iets had uitgehaald sloegen ze toe! Wij hebben toen bij de heer Reiner of bij Erhart bezwaar gemaakt: “Wij kunnen dat niet aanzien! Wij willen dit niet meemaken!” Er waren wel een paar radicalen onder het bewakingspersoneel, die waren zo wreed. Twee of drie van zulke waren er altijd wel bij!’32PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002

Dit laat zien dat de herinneringen van het burgerpersoneel overeenstemmen met die van de voormalige gevangenen. Josef Nischelwitzer, een politieke ex-gevangene afkomstig uit Karinthië, bericht dat na de wisseling van het bewakingspersoneel33De veelvuldige wisseling van de SS-bewakingsmanschappen werd vooral veroorzaakt door het feit dat gewonde en voor de oorlog ongeschikte mannen naar St.-Lambrecht werden overgeplaatst voor herstel (PA, interview Messnarz- Günter, Margarete, 13-09-2002). door het nieuwe bewakingscommando uit Mauthausen kampstraffen zoals ‘bok’ en ‘boom’ in St.-Lambrecht hun intrede deden. Bij ‘bok’ moest het slachtoffer op een bank gaan liggen en kreeg hij 25 stokslagen op zijn achterste. Bij ‘boom’ werd de gevangene, met op zijn rug samengebonden armen, aan een stapelbed (‘de boom’) opgehangen, zodat zijn lichaam vrij in de ruimte hing. De pijn van deze marteling kon tot bewusteloosheid leiden.34Vgl. Seiler 1994, blz. 33; Nischelwitzer 1988, blz. 62 e.v.

Bij een andere kwelling ‘zijn ze opgehangen, zonder steun voor hun voeten en met hun hoofd naar achteren. En op hun hoofd viel steeds een waterdruppel. Voortdurend. Zoals een waterkraan druppelt. Tik, tik, tik. Steeds op het voorhoofd tot hij zijn verstand verloor.’35PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002.

De meest gevreesde straf, die hevige angst teweegbracht, was terugplaatsing van de gevangene naar het hoofdkamp Mauthausen. Zoiets betekende een acuut levensgevaar omdat de kans groot was dat het slachtoffer de avond niet meer zou beleven.

Zo werden op 29 juni 1943 voor de eerste maal veertien gevangenen, waaronder de Sloveense arts-gevangene, opgehaald en naar het concentratiekamp Mauthausen teruggebracht. Op de appelplaats in Mauthausen hitste men de honden tegen ze op. Negen van hen vonden bij deze aanval de dood. De gewonden werden naar de strafcompagnie overgeplaatst, waar ze de volgende dag stierven. Op 30 juni werden de overige gevangenen van St.-Lambrecht, meer dan tachtig mannen, naar het hoofdkamp Mauthausen getransporteerd. Daar deelde men ze in bij de strafcompagnie van het bijkamp Gusen, wat gelijkstond aan een doodsoordeel.36Vgl. Seiler 1994, blz. 35 e.v.

De keukenhulp Margarete Messnarz-Günter sprak over deze gebeurtenis als de verschrikkelijkste die ze in de loop van haar tewerkstelling in St.-Lambrecht had beleefd.

Seiler vermoedt dat de reden voor de wrede moord van bijna het gehele gevangenencommando uit St.-Lambrecht gelegen was in geplande of louter besproken voorbereidingen om te vluchten:

‘Via contacten met verplicht tewerkgestelde Sloveense vrouwen en via eveneens gevangen partizanen kregen de gevangenen informatie over Joegoslavische partizanengroepen. Uit de gesprekken schijnt de gedachte aan vluchten en de oprichting van een verzetsgroep in de omliggende bossen te zijn ontstaan. Die werd evenwel verworpen omdat er “in onze streek” niet op hulp van de bevolking gerekend kon worden. Desondanks zouden steeds weer discussies over de mogelijkheden opgelaaid zijn. Vlak voor de terugzending van de commando’s had de eerder vermelde Silezische leider van het bouwcommando ongemerkt een groep Polen afgeluisterd bij een gesprek over voorbereidingen om te vluchten.’37Seiler 1994, blz. 36 e.v.

Messnarz-Günter vertelde dat ze had meegemaakt dat een Pool die in de keuken had gewerkt hen had verraden. ‘De gevangenen wilden vooral naar Joegoslavië omdat er daar al een partizanenstrijd was en daarbij hadden ze zich aan willen sluiten. En dat is nu mislukt.’38PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002.

 

Ook de vrouwelijke gevangenen, de Getuigen van Jehovah, herinnerden zich de wisseling van het hele gevangenencommando en hebben dat als ingrijpend en tragisch ervaren. De eigenlijke reden was waarschijnlijk geen vluchtpoging, maar het verraad van een geplande aanslag op commandant Schöller. Een SS’er, vermoedelijk een Volksduitser die Pools verstond, zou de commandant hiervoor gewaarschuwd hebben.39Volgens informatie van Gerdina Huisman was dit ‘the talk of the town’ (interview Huisman, Gerdina, 15-10-2002). Deze versie zou ook beter verklaren waarom een klein deel van de gevangenen al afzonderlijk een dag voor de wisseling van het hele gevangenenbestand naar concentratiekamp Mauthausen werd teruggeplaatst, en dat men daar op een wrede manier de uitgehongerde honden tegen deze mannen had opgehitst. De hele gang van zaken is niet meer te reconstrueren. Feit blijft dat de terugplaatsing van alle gevangenen naar Mauthausen voor hen grotendeels dodelijk afliep.

Begin juli 1943 waren er twee dagen lang geen mannelijke gevangenen in St.-Lambrecht.40PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002. Op 2 juli kwam een transport aan met 99 Spaanse gevangenen en een Poolse arts-gevangene, Telesfer Jankowski. Deze was later tevens voor de verzorging van de vrouwelijke gevangenen en deels ook voor de verzorging van het burgerpersoneel verantwoordelijk.41PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002.

‘24-9-43: Españoles de Mauthausen’ – inscriptie op onderkant van een plank uit het dakbeschot, in de jaren negentig bij renovatie- werkzaamheden gevonden
‘24-9-43: Españoles de Mauthausen’ – inscriptie op onderkant van een plank uit het dakbeschot, in de jaren negentig bij renovatie- werkzaamheden gevonden. (Privéarchief Anita Farkas, Tillmitsch/Oostenrijk)
(Archief museum Mauthausen, Wenen/Oostenrijk)

De ‘republikeinse Spanjaarden’ waren na de nederlaag in de strijd tegen Franco naar Frankrijk gevlucht, waar ze eerst in kampen gevangen zaten en vervolgens naar concentratiekampen werden gedeporteerd. Het nieuwe gevangenencommando was grotendeels samengesteld uit vaklieden. Onder hen bevonden zich metselaars, schilders, dakdekkers, timmerlieden, meubelmakers, bankwerkers, elektriciens, monteurs, een autolasser, een kleermaker en een schoenmaker.

De gevangenen werkten aan de vorderende bouw van de nederzetting in Eben en de Verwalter-villa. Ze maakten en repareerden echter ook alle werktuigen die in het SS-landgoed nodig waren. De keuze voor vaklieden was in dit opzicht logisch: bij hun aankomst bestond het vrouwenconcentratiekamp al en de Bijbelonderzoeksters namen veel door mannelijke gevangenen verricht werk over. Binnen het SS-landgoed betrof dit werk in de keuken, maar ook de schoonmaakdienst en voor een deel het werk in de tuinderij.

Emilio Viana (links), arts-gevangene Telesfer Jankowski (rechts)
Emilio Viana (links), arts-gevangene Telesfer Jankowski (rechts). (Archives iconographiques de Mauthausen, Parijs/Frankrijk)

Vanaf juli 1943 ontbrak de bewaking in de keuken omdat de gevangen vrouwelijke Getuigen van Jehovah nu voor de mannelijke gevangenen moesten koken. Het contact met het keukenpersoneel vond alleen plaats tijdens het ophalen van eten. Emilio Viana, één van deze voor het etenstransport bevoegde gevangenen, werd verliefd op de keukenhulp Margarete Messnarz. Hij schreef haar brieven, die hij stiekem via de Bijbelonderzoekster Ella Hempel, de gevangeniskokkin, aan zijn aanbedene stuurde. Bij een van deze ‘smokkelacties’ ontdekte een opzichter een brief. De gevangene werd wreed in elkaar geslagen. Toen de SS’er ook het keukenmeisje wilde mishandelen verhinderde de kokkin Anna de aanval en meldde het voorval bij Verwalter Erhart. Margarete Messnarz moest bij de Verwalter komen en kreeg een terechtwijzing. De gevangene Emilio Viana werd op 15 mei 194442Op 15 mei 1944 wordt gemeld dat een gevangene van St.-Lambrecht naar het concentratiekamp Mauthausen is overgeplaatst, op 16 mei 1944 wordt de gevangene teruggeplaatst naar St.-Lambrecht (vgl. Seiler 1994, blz. 39). naar het hoofdkamp Mauthausen teruggebracht. Hoe het hem lukte de daaropvolgende dag weer naar St.-Lambrecht te komen, blijft onduidelijk.

De consequentie was in elk geval dat deze gevangene niet meer voor het etenstransport ingezet werd en Bijbelonderzoekster Hempel de smokkel van liefdesbrieven niet meer ondersteunde.

Spaanse gevangenen na de bevrijding in 1945 voor het klooster St.-Lambrecht
Spaanse gevangenen na de bevrijding in 1945 voor het klooster St.-Lambrecht. (Archives iconographiques de Mauthausen, Parijs/Frankrijk)

Begin 1944 betrok de zogenaamde Publikationsstelle Wien43Instituut voor publicatie, afdeling van het staatsarchief, opgericht in 1931. verschillende ruimtes van het SS-landgoed. Door het oprukken van het Rode Leger was de lokatie van het instituut in Wenen te onzeker geworden. De ‘evacuatie’ van het omvangrijke materiaal aan kaarten en boeken was een grootschalige onderneming. Daarom eiste Wilfried Krallert, de leider van het instituut, in Berlijn twintig extra kampgevangenen voor dit werk en een uitbreiding van het bewakingscommando met vier mannen. De cartografen van het instituut moesten de bewaking van de gevangenen die boekenstellages maakten, overnemen.44AMM, gegevensverzameling Lauritsch: correspondentie Berlijn-St.-Lambrecht.

Op 17 februari bevonden zich 72 mannelijke gevangenen in St.-Lambrecht45Vgl. Seiler 1994, blz. 38 e.v., die naast bouwwerkzaamheden nu ook werk voor de Publikationsstelle moesten verrichten. Het gebruik van gevangenen voor andere werkzaamheden vertraagde de vordering van de bouw. Dit was in ieder geval de zaak bij de Verwalter-villa die hierdoor niet kon worden afgemaakt.

In maart 1944 kwam het SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt46Hoofdbureau voor economische zaken met de toezegging dat de gevraagde gevangenen naar St.-Lambrecht overgeplaatst zouden worden. De toewijzing van verdere concentratiekampgevangenen gebeurde onder de voorwaarde ‘geen moeilijkheden te veroorzaken bij het terugroepen van de gevangenen’.47AMM, gegevensverzameling Lauritsch: correspondentie Berlijn-St.-Lambrecht, akte van 22 maart 1944. In deze brief stond al dat rekening gehouden moest worden met zo’n terugplaatsing van de toegezegde gevangenen na ongeveer twee maanden. Begin april 1944 werden acht kampgevangenen van concentratiekamp Mauthausen naar het werkkamp St.-Lambrecht overgeplaatst.

Op 16 juni 1944 gaf SS-Obersturmführer48Eerste luitenant Hachmeister als medewerker van het WVHA gevolg aan een bevel van Himmler door te eisen dat acht beschikbaar gestelde gevangenen direct naar Mauthausen zouden worden overgeplaatst. Een week later gingen de acht gevangenen van St.-Lambrecht naar Mauthausen. Ditzelfde aantal gevangenen werd nauwelijks een maand later weer overgeplaatst van het hoofdkamp naar St.-Lambrecht. Daarmee zette de leiding van de ‘uitwijkplaats St.-Lambrecht’ kracht bij aan haar eis om over goedkope werkkracht van gevangenen voor ’taken van groot militair belang’ 49AMM, gegevensverzameling Lauritsch: correspondentie Berlijn-St.-Lambrecht, akte van 4 juli 1944. te kunnen beschikken.50De gegevens over de overplaatsingen van gevangenen zijn ontleend aan de lijst van Seiler 1994, blz. 38. Ze zijn afkomstig van de transportlijsten uit de collectie Freund/Perz, D-Mau 4.

Om de extra werkzaamheden te kunnen uitvoeren werd om nog meer gevangenen gevraagd.
Om de extra werkzaamheden te kunnen uitvoeren werd om nog meer gevangenen gevraagd. (Archief museum Mauthausen, Wenen/Oostenrijk)
Om de cartografen te ontlasten werd om nog vier bewakers gevraagd
Om de cartografen te ontlasten werd om nog vier bewakers gevraagd. (Archief museum Mauthausen, Wenen/Oostenrijk)

Het terugplaatsen van twee gevangenen naar het hoofdkamp Mauthausen, een op 24 mei en een op 18 oktober 1944, was hoogstwaarschijnlijk een strafmaatregel. De laatste verandering in het gevangenenbestand van St.-Lambrecht volgde op 19 oktober 1944, toen een gevangene van concentratiekamp Gusen naar het Stiermarkse bijkamp van Mauthausen kwam.51Vgl. Seiler 1944, blz. 38.

Het staat vast dat de levensomstandigheden, ondanks pesterijen,52De gevangenen moesten op de binnenplaats van het klooster ‘robben’ (zich op hun buik voortbewegen) (interview Hoogers-Elbertsen, Jans, 16-10-2002). beter waren dan in het hoofdkamp Mauthausen. De gevangenen leden geen honger, ook al was het voedsel voor de mannen, die zwaar lichamelijk werk moesten verrichten, ontoereikend. De gevangenen ‘waren allemaal vermagerd’.53PA, interview Messnarz-Günter, Margarete, 13-09-2002. De voeding van de gevangenen komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.

Ook de kleding en de behuizing waren beter dan in het hoofdkamp, maar er was zeker geen sprake van menslievende omstandigheden. Vast staat dat de gevangenen als arbeidsslaven voor allerlei werkzaamheden ten behoeve van het ‘Rijk’ gebruikt werden. Zelfs Erhart schuwde niet om van de vaardigheden van de gevangenen gebruik te maken. Zo voerden bijvoorbeeld gevangenen reparaties uit aan de elektriciteit in zijn huis in St.-Lambrecht.54StiA, boekpresentatie Seiler, 12-01-1994, mening Ingeborg Kalousek (geb. Erhart).

Het werk van de gevangenen vermengde zich voor een deel ook met dat van de gevangen Bijbelonderzoeksters. Mannelijke en vrouwelijke gevangenen werkten samen bij bebossingswerkzaamheden, waarbij de mannen de gaten voor de boompjes groeven en de vrouwen ze erin moesten zetten. Tijdens dit werk kwam het natuurlijk ook tot gesprekken tussen de beide groepen gevangenen. Dat was weliswaar verboden, maar ‘de twee SS’ers konden natuurlijk niet overal tegelijk zijn!’55PA, interview Huisman, Gerdina, 15-10-2002.

Verder werkten gevangenen in de tuinderij samen met een groot aantal gevangen vrouwen. In het aangrenzende Alexanderhof, een stallencomplex, werkten eveneens twee mannelijke gevangenen.

Binnen het voormalige klooster kwamen er verder ook contacten tot stand tussen de Spaanse gevangenen en de Bijbelonderzoeksters. Deze contacten, alsook de bevrijding in mei 1945, zijn het thema van het volgende hoofdstuk.

Hoofdstuk 4 – Het vrouwenconcentratiekamp St.‑Lambrecht →