Opleidingsinstituut voor SS-bewaaksters
Het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück diende ook als opleidingsinstituut voor nieuw geworven en nieuw in dienst genomen SS-bewaaksters die na hun scholing ook in andere concentratiekampen en buitenkampen werden ingezet. Van september 1942 tot april 1945 zijn ongeveer 3500 kampbewaaksters in Ravensbrück opgeleid. Deze periode komt ongeveer overeen met de diensttijd van commandant Fritz Suhren. De inrichting van het opleidingsinstituut in Ravensbrück hing samen met de groeiende behoefte aan dergelijke krachten. Dat kwam ten dele door het vergroten van het vrouwenconcentratiekamp. Maar er was ook meer behoefte aan bewaaksters door het toegenomen aantal gevangenen die in de verschillende buitenkampen moesten werken. In vergelijking met 1941 begonnen een jaar later ongeveer driemaal zoveel bewaaksters hun dienst in Ravensbrück.1Vgl. Heike 1994, blz. 230. De gevangenen moesten de SS-bewaaksters aanspreken met ‘Frau Aufseherin’. De namen van het bewakingspersoneel bleven daardoor bij de gevangenen meestal onbekend. Talrijke overplaatsingen moesten voorkomen dat gevangenen en bewaaksters elkaar leerden kennen en moesten waarborgen dat gevangenen en bewaaksters anoniem bleven.2Vgl. Heike 1994, blz. 227 e.v. De bewaaksters bleven daardoor, tenminste in de grote vrouwenkampen zoals het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück, min of meer anoniem. In St.-Lambrecht herinnerde zich eveneens geen van de ondervraagde gevangenen de naam van de bewaaksters.
De bewaaksters hadden onder andere de taak ervoor te zorgen dat de vrouwen slechts het toegestane aantal brieven en kaarten schreven. In het concentratiekamp Ravensbrück mocht men per maand één brief schrijven en één brief ontvangen. Direct na aankomst in het kamp moest men het adres opgeven van de ontvanger.
‘In de eerste jaren was er een strenge postcensuur. […] De brieven moesten op papier geschreven worden dat in […] de kantine kon worden gekocht en waar bovenaan de opdruk “vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück” en de verordening over de briefwisseling van een gevangene met de buitenwereld stond. Voor de Bijbelonderzoekers was er speciaal papier dat behalve de verordeningen in groene letters de opdruk […] “Ik ben nog steeds een Getuige van Jehovah!” droeg en slechts vijf regels tekst mocht bevatten.’3Buber-Neumann 2002, blz. 233.
Deze speciale beperking voor Jehovah’s Getuigen in hun contact met de buitenwereld was een voorbeeld van het getreiter waarmee men hun geloofstrouw hoopte te breken. De ‘postcensuur’ moest de SS-bewaaksters bovendien inzicht geven in de gemoedstoestand van de gevangenen.
De SS-bewaaksters waren bij hun werk standaard uitgerust met pistolen, zwepen en honden.4Vgl. Heike 1994, blz. 224 e.v.
Lees verder →