Ligging en organisatie
Eind 1938 begonnen de nazi’s met de bouw van het concentratiekamp Ravensbrück, waarbij zij de mannelijke gevangenen uit Sachsenhausen inzetten. Het kamp werd in mei 1939 in gebruik genomen. Het lag ongeveer 100 kilometer ten noorden van Berlijn, in de buurt van het spoorwegstation Fürstenberg aan de rivier de Havel. Er is wellicht gekozen voor deze locatie wegens de nabijheid van een spoor- en wegennet en de relatief afgezonderde ligging. Het concentratiekamp grensde in het noorden en oosten aan grote bosgebieden en in het zuiden aan de Havel.1Vgl. Malle 2001, blz. 45; Herzog/Strebl 1994, blz. 14; Heike, Irmtraud 1994, blz. 221.
Aanvankelijk was het concentratiekamp een verzamelkamp voor vrouwelijke gevangenen uit Duitsland en Oostenrijk. Ook werden al in mei 1939 alle gevangen vrouwen uit het concentratiekamp Lichtenburg2Het concentratiekamp Lichtenburg was ingericht in Schloss Lichtenburg in Prettin bij Torgau aan de Elbe. Het bestond sinds het jaar 1933 als gemengd kamp (mannen en vrouwen van verschillende categorieën gevangenen) en het was op dat tijdstip reeds overvol. In december 1937 kwam in Lichtenburg het eerste transport van 200 vrouwen aan, en andere volgden. In totaal bevonden zich in deze periode ongeveer 500 vrouwelijke gevangenen in het concentratiekamp Lichtenburg, het grootste deel van hen werd gevormd door de vrouwelijke Jehovah’s Getuigen (vgl. Hesse/Harder 2001, blz. 86 e.v.). naar Ravensbrück overgeplaatst. Van de ongeveer 900 overgeplaatste vrouwen was bijna de helft (400) een Bijbelonderzoekster. Ze vormden aanvankelijk de grootste groep gevangenen.
De kampleiding van Ravensbrück was ingedeeld in vijf afdelingen: de adjudantpost met het bureau van de commandant, de politieke afdeling, het gevangenenkamp, het bestuurskantoor en de ziekenafdeling. Het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück onderscheidde zich alleen van het mannenconcentratiekamp door de bewaking van de gevangen vrouwen binnen het kampterrein. Voor de buitenbewaking waren SS-Totenkopfverbände3Onderdeel van de SS met als taak het bewaken van de concentratiekampen. verantwoordelijk. Mannen bezetten de leidinggevende functies binnen het kampbureau en mannelijke eenheden bewaakten de kampgrenzen. Binnen het terrein van het gevangenenkamp werkten bewaaksters die ondergeschikt waren aan de Waffen-SS.4De militaire tak van de Schutzstaffel (SS), later ook een volwaardig onderdeel van de Wehrmacht. Aan het hoofd stond hoofdbewaakster Johanna Langefeld, die deze taak had tot maart 1943 dus ongeveer tot het tijdstip waarop een transport van de Bijbelonderzoeksters naar het bijkamp St.-Lambrecht plaatsvond. In haar houding tot de Bijbelonderzoeksters stond ze bekend als ‘gunstig gezind’.5Vgl. Hesse/Harder 2001, blz. 129; Herzog/Strebl 1994, blz. 14.
In Ravensbrück was het vanaf het begin de opzet vrouwelijke gevangenen economisch uit te buiten. Toen echter de SS uit Lichtenburg de bewaking overnam, ontstond er een nieuwe situatie: de vrouwen moesten, als vorm van straf en vernedering, voornamelijk zinloze bezigheden verrichten. In latere fases werden de vrouwen betrokken bij het in stand houden van het kampbedrijf.
Het mechanisme van het instituut ‘concentratiekamp’ was erop gericht de persoonlijke identiteit en de geslachtskenmerken van de gevangenen te vernietigen. Voor vrouwen namen de gewelddadigheden van de SS specifieke vormen aan en de effecten ervan waren bij hen anders dan bij mannen.6Vgl. Füllberg-Stolberg e.a. 1994, blz. 9. Het uitblijven van de maandelijkse menstruatie7Gerdina Huisman bericht hierover in het interview van 15-10-2002. is wel het meest typerende kenmerk van een geslachtelijke depersonalisatie als gevolg van een persoonlijkheidsfragmentering. Deze lichamelijke reactie, waarvan veel van de gevangen vrouwen het slachtoffer waren, werd veroorzaakt door psychische stress onder inhumane levensomstandigheden.
Lees verder →