Verzet van Jehovah’s Getuigen

De Duitse antisemitisme-onderzoeker Wolfgang Benz omschrijft verzet tegen het nationaalsocialisme als verzamelbegrip voor de opstelling, houding en acties die zich richtten tegen de ideologie van de nationaalsocialistische machthebbers.1Vgl. Benz 1990, blz. 180-196. Concreet verzet had tot doel bij te dragen aan de ondergang van de dictatuur. In feite betekent verzet dus actie te voeren in afwijzing van het nationaalsocialisme, bijdragend tot beëindiging van het regime. De motivatie daarvoor kon op politiek, religieus, ethisch, sociaal of individueel vlak liggen. Dit betekent dat iedere bewuste poging om het totalitaire systeem tegen te staan, en de bereidheid om de daarmee verbonden gevaren op zich te nemen, te beschouwen is als verzet.2Vgl. Yonan 1999, blz. 41.

De vraag wat als verzet tegen het nationaalsocialisme moet worden beschouwd, is niet onomstreden.3Voor Oostenrijk: vgl. Luza 1985, blz. 25; Botz 1983, blz. 137 e.v.; Neugebauer 1986, blz. 61 e.v Zo werd in de Bondsrepubliek Duitsland tot aan de jaren zestig onder verzet verstaan: ‘het door gewetensnood en vaderlandsliefde gemotiveerde, op herstel van vrijheid en recht gerichte gebruikmaken van middelen als samenzwering en omverwerping door burgerlijke, kerkelijke en militaire elites’.4Garbe 1999a, blz. 515. Daaruit volgde een definitie die gekenmerkt werd door het effect dat een handeling heeft op de onderlinge verhouding tussen machthebbers en maatschappij. Zo is volgens Hüttenberger verzet onder andere een handeling die prestaties weigert of tot prestatieweigering kan leiden.5Vgl. Garbe 1999a, blz. 516. In Oostenrijk varieert de definitie van verzet. Zoals het oorspronkelijk was omschreven in de wet op slachtofferhulp, zijn verzetsstrijders in engere zin ‘personen, die gewapenderhand voor een onafhankelijk, democratisch en zich van zijn historische taak bewust Oostenrijk […] gestreden hebben en zich onvoorwaardelijk in woord en daad ingezet hebben’. Een ruimere definitie geeft Karl Stadler, die gezien de totale gehoorzaamheidseis van de machthebbers, ‘iedere oppositie in het Derde Rijk als verzetsdaad’ beschouwt, ook als het slechts gaat om de ‘individuele poging eerbaar te blijven’.6Vgl. Stadler, 1966, blz. 12.

Gerhard Botz maakt onderscheid tussen het doel van het individuele verzet en het daaraan ten grondslag liggende bewustzijn. Hij beschrijft de volgende vormen van verzet: ‘politiek verzet’ (pamfletten verspreiden en het kladden van leuzen, aanplakbiljetten en aanslagen, couppogingen, georganiseerde stakingen, handtekeningenacties, herderlijk schrijven, het overbrengen van berichten, samenzwering, sabotage, partizanenstrijd); ‘sociaal protest’ (louter contact houden, hulpacties, langzaam-aan-acties, weigeren te gehoorzamen, memoranda, preken, grappen over leiders, kritiek op het regime, spontane stakingen, neerleggen van een ambt, emigratie, demonstratief kerkbezoek, weigering van de Hitlergroet, verbreiden van geruchten, omgang met vijanden van het regime, clandestien luisteren); ‘afwijzend gedrag’ (clandestien slachten, absenteïsme, desertie, vernielingen door jongeren, ‘apolitieke’ criminaliteit).7Vgl. Botz 1983, blz. 137 e.v.

Besluit van de Gestapo in Wenen in 1941 waarin de activiteiten van de Bijbelonderzoekers verboden werden.
Besluit van de Gestapo in Wenen in 1941 waarin de activiteiten van de Bijbelonderzoekers verboden werden. (DÖW, Documentatiearchief van het Oostenrijks verzet, Wenen/Oostenrijk)

Volgens Detlef Garbe pleegden Jehovah’s Getuigen geen verzet tegen de nationaalsocialistische dictatuur vanuit antifascistisch-democratische gezindheid. Hun standvastigheid was een religieus gemotiveerd afwijzen van de eisen van het naziregime, een zaak van geestelijk zelfbehoud. Jehovah’s Getuigen namen hun beslissing om zich teweer te stellen tegen het nationaalsocialistische regime volkomen bewust. De motivatie ervoor was de religieus bepaalde wens tot onbeperkte geloofsuitoefening, aldus Garbe. Het was niet de bedoeling van Jehovah’s Getuigen om door hun weigerachtige houding de politieke orde te veranderen.8Vgl. Garbe 1999b, blz. 18. Ofschoon de leden van de Bijbelonderzoekersgemeenschap in woord en geschrift in georganiseerde vorm het streven naar gelijkschakeling door het naziregime bestreden, meent Garbe dat het bij hun verzet niet om doelgerichte politieke tegenstand ging. In de ideologie van Jehovah’s Getuigen werd weliswaar vervanging van de nationaalsocialistische machthebbers nagestreefd, maar in plaats van een wereldlijke werd een goddelijke heerschappij verwacht, die afkomstig is van God en niet van mensen.9Vgl. Garbe 1999a, blz. 539.

Omdat de geloofsgemeenschap van Jehovah’s Getuigen zichzelf als uitgesproken politiek neutraal ziet, rijst de vraag of hun non-conformistische gedrag tegenover het nationaalsocialistische regime een kwestie is van een zuiver geestelijk conflict, bij wijze van spreken als niet betrokken ‘getuigen’. Ook al was de beweegreden van het oppositionele gedrag van Bijbelonderzoekers niet antifascistisch of democratisch, het strookt in ieder geval met humanistische ideeën en christelijke waarden. Hier wil ik graag verwijzen naar Reinhard Moos, die voor alles de politieke dimensie van het feitelijk handelen toetst.

Religieus gemotiveerd handelen kan, volgens Reinhard Moos, niet los worden gezien van het politieke effect van dat handelen. De afwijzende houding van Jehovah’s Getuigen was dus geen neutrale gezindheid, omdat deze geloofsgemeenschap op uiterst consequente wijze de gehoorzaamheidseis van de totalitaire staat tegenstond. Het nationaalsocialistische systeem verklaarde hen tot staatsvijand – en zo werden ze ook behandeld en radicaal bestreden.10Vgl. Moos 2000, blz. 43 e.v.

Het protest van Jehovah’s Getuigen werd met ‘alle middelen’ de kop ingedrukt.
Het protest van Jehovah’s Getuigen werd met ‘alle middelen’ de kop ingedrukt. (Historisch archief Wachttorengenootschap Selters in Taunus/Duitsland)

De weigering van Jehovah’s Getuigen om bijvoorbeeld voor Hitlers ideologie oorlog te voeren, hem met de voorgeschreven groet eer te bewijzen en zijn autoriteit te erkennen, zich nuttig te maken in het kader van de oorlogseconomie en zo winst op te leveren voor het ideologische systeem, kan niet opgevat worden als passief, politiek neutraal gedrag van individuele leden van de geloofsgemeenschap. Om van verzet te spreken is volgens mij uiteindelijk niet doorslaggevend wat de motivatie voor het ontstaan en de handhaving van anti-ideologisch (in dit geval antifascistisch) gedrag is. Verzet betekent geen gehoor geven aan politieke richtlijnen, zich door non-conformistische acties en gedrag tegen het bestaande systeem teweerstellen en daarmee niet alleen het bestaande regime in twijfel trekken, maar zich door acties tegen dit systeem verzetten teneinde een verandering teweeg te brengen.

Ook het ondergrondse werk van Jehovah’s Getuigen laat overeenkomsten zien met de organisatie van politieke verzetsgroepen. De Getuigen richtten illegale drukkerijen in, wierven continu nieuwe leden en steunden hun door repressie getroffen geloofszusters met ingezamelde gelden.11Vgl. Milton 1999, blz. 24.

De ‘logica van absoluut geloof ’12Yonan 1999, blz. 36. maakte voor de Bijbelonderzoekers geweldloos verzet mogelijk, dat zelfs door de brute middelen van de nationaalsocialistische machthebbers niet gebroken kon worden. De prijs voor dit pacifistische verzet was in veel gevallen het eigen leven. ‘Jehovah’s Getuigen kunnen zich er met recht op beroepen het kwade te hebben weerstaan. De Bijbelse opdracht om echte navolgers van Christus te zijn hebben zij in letterlijke zin vervuld.’13Yonan, 1999, blz. 37. Dat is precies wat de overlevenden tot uitdrukking brengen als ze zeggen dat ze uiteindelijk als overwinnaars uit de concentratiekampen gekomen waren. Ze waren God en voor alles zichzelf en hun overtuiging onder de meest onmenselijke omstandigheden trouw gebleven.

Lees verder →