‘Oral history’ en haar betekenis

Zonder de getuigenverslagen was het onmogelijk geweest om de geschiedenis van het vrouwenconcentratiekamp St.-Lambrecht te reconstrueren. In dit verband krijgt de methode van ‘oral history’ een speciale betekenis.

In tegenstelling tot historische documenten uit archieven, die beschikbaar zijn voor wetenschappelijke bewerking, is het tevoorschijn halen van mondelinge geschiedenis gebonden aan een proces van interactie tussen personen. Dit proces vindt in het heden plaats en vereist andere vormen van vastlegging. Mijns inziens is het oproepen van kennis van Holocaust-overlevenden maatschappelijk belangrijker dan de genoemde schriftelijke bronnen uit de tijd van de gebeurtenissen. Om die reden wil ik hier enkele opvattingen van de psychoanalyticus Dori Laub ten aanzien van ‘oral history’ en het ontstaan van mondeling bronnenmateriaal bij mijn onderzoek betrekken.

Mondeling doorgegeven geschiedenis van overlevenden van de concentratiekampen bestaat, afgezien van herinneringen die vervormd zijn door de huidige levensomstandigheden van de verteller, in hoofdzaak uit getuigenissen. De toehoorder, in dit geval de interviewster, wordt een getuige van het getuigenis.

Het getuigenis is dus geen kant-en-klare historische tekst, maar een proces dat alleen in een veilige sfeer ontstaan kan. De aanwezigheid van de toehoorder, in de persoon van de interviewster, moet de verteller ertoe aanmoedigen diep door te dringen in zichzelf en zijn herinneringen.1Vgl. Laub 1999, blz. 262. In de vertelsituatie, die zoals opgemerkt een veilige omgeving moet vormen, kunnen traumatische ervaringen naar boven komen die de overlevende vaak voor het eerst ter sprake brengt. Ook tijdens de door mij gevoerde gesprekken met de Nederlandse vrouwelijke Getuigen van Jehovah had ik deze ervaring. Mijn tolk bevestigde dat de geïnterviewden nieuwe inhoud vertelden en nieuwe reacties gaven.2Ofschoon Tydeman reeds jaren eerder alle vrouwen geïnterviewd had, werden er veel nieuwe dingen ter sprake gebracht en werd er op een specifieke manier emotioneel gereageerd.

Het vertellen van concentratiekampervaringen aan een invoelende toehoorder geeft de overlevende ook de gelegenheid om tijdens het getuigenis een dialoog met het Ik te herstellen.3Vgl. Laub 1999, blz. 262. De empathische houding van de toehoorder brengt het Ik als psychische structuur tevoorschijn, wat bij concentratiekampgevangenen gepaard gaat met de vernietiging van het innerlijke Jij.4Vgl. Laub 1999, blz. 263.

Tijdens het vertellen legt de overlevende getuigenis af van het door de geschiedenis veroorzaakte trauma, dat – aldus Laub – ondanks de overweldigende gebeurtenissen voor de betrokkenen nog geen werkelijkheid is geworden. Om die reden vertellen overlevenden over hun ervaringen in gevangenschap vaak alsof ze slechts getuige waren van het gebeurde en er niet persoonlijk door getroffen waren. Tijdens het proces van horen en gehoord worden wordt de traumatische belevenis pas kenbaar. Dit betekent dat de toehoorder rechtstreeks bij het tot stand komen van deze kennis betrokken is, omdat deze in die vorm nog niet bestond.5Vgl. Laub 2000b, blz. 68.

De interviewer, die als een onbeschreven blad wordt gebruikt om daarop de gebeurtenis te verwoorden, is dus een vormend element tijdens het getuigen van concentratiekampervaringen.

De toehoorder bewaart tijdens het vertellen zijn eigen positie en perspectief. Als er in hem (pseudo-)identificaties met het slachtoffer ontstaan, dan moeten deze als afweermechanismen herkend en beschouwd worden. Op de eerste plaats vormt de toehoorder een middel tot externalisering en dus tot historisering van de gebeurtenissen.

De interviewer, die tot een getuige van het afgelegde traumatische getuigenis gemaakt wordt, ziet zich tijdens het verhaal en de ontstane overdrachtsreacties geconfronteerd met zijn eigen kwetsbaarheid, vergankelijkheid en de vraag naar de zin van het leven. De psychoanalyticus Dori Laub formuleert deze waarnemingen aldus: ‘Overlevenden jagen ons angst aan, omdat ze ons aan een huiveringwekkend, traumatisch verleden herinneren en dus ook getuigenis afleggen van ons historisch verleden.’6Laub 2000b, blz. 82.

De overlevenden die positief staan tegenover het leven dat voortkwam uit verval en verdwijning van de oude cultuur (wat ook het geval was met de vrouwelijke Getuigen van Jehovah die ik leerde kennen), belichamen onbewust een culturele shockervaring, die tot nu toe nog niet in de maatschappij kon worden geïntegreerd.7Vgl. Laub, blz. 83. Mannelijke en vrouwelijke wetenschappers die de (laatste nog geboden) gelegenheden benutten om gesprekken met de overlevenden te voeren, kunnen bijdragen aan externalisering en historisering van de concentratiekampervaringen. Ook kunnen ze de door een trauma getroffenen sterken in hun herinneringen en hen helpen om zich van het trauma te bevrijden.

Het getuigenis dat door het gebruik van de ‘oral history’-methode ontstaat, verplicht ook om de doorgegeven kennis over de gebeurtenis in een zodanige vorm aan de maatschappij ter beschikking te stellen dat blijvende leerprocessen mogelijk zijn. Misschien wordt het bijgevolg ook mogelijk de ‘culturele shockervaring’ die Laub onderscheidt in de waarneming van de Holocaustslachtoffers, in de maatschappij te integreren.

‘Oral history’ is dus niet slechts een methode om mondeling bronnenmateriaal veilig te stellen. Ze is ook een instrument om toegang tot de overlevenden te krijgen en brengt de geschiedenis via de authentieke vertelling tot leven. Daarmee draagt ze bij tot het tot stand komen en waarborgen van een historisch bewustzijn en geeft ze, als een door haar voortgebracht product, een deel van het collectieve geheugen aan de maatschappij terug.

Hoofdstuk 1 – Geschiedenis van Jehovah’s Getuigen →