Woord vooraf en dankwoord

Met dit onderzoek ben ik in 2001 begonnen. Het werd in de herfst van 2003 als proefschrift op het vakgebied van de pedagogische wetenschappen aan de universiteit van Klagenfurt aanvaard en ten behoeve van de uitgave van 2004 bijgewerkt. Nieuwe inzichten, die intussen zijn opgedaan, zijn verwerkt.

Over mensen die tijdens de nazitijd werden vervolgd en hebben geleden is al veel gepubliceerd. Dit boek doet verslag van religieuze personen die vanwege hun geloof in God vervolgd werden.

Na decennia van discriminatie is de geloofsgemeenschap van Jehovah’s Getuigen, eerder ook bekend onder de naam Bijbelonderzoekers, sinds 11 juli 1998 in Oostenrijk een door de staat erkend religieus genootschap. De maatschappelijke kijk op deze religieuze gemeenschap varieert van open-geïnteresseerd tot wantrouwend-afwijzend. Vaak treedt men de gelovigen met duidelijke scepsis tegemoet; hun prediking van huis tot huis kan niet altijd op acceptatie en tolerantie rekenen. In de nazitijd werden ze door de nationaalsocialistische machthebbers met genadeloze hardvochtigheid vervolgd. Dit kon de geloofstrouw van de gemeenschap echter niet breken.

De Getuigen van Jehovah kenden een grote religieuze saamhorigheid en verzetten zich gezamenlijk tegen wat het fascistisch-dictatoriale ‘Derde Rijk’ van hen eiste. Deze verbondenheid stelde de geloofsgemeenschap in staat zelfs het leed van de concentratiekampen te doorstaan. Dit boek vertelt de geschiedenis van een kleine groep vrouwelijke Getuigen van Jehovah, van wie de levensverhalen en vervolgingsgeschiedenis tot op heden nog geen plaats in de geschiedschrijving hebben gekregen. Als vrouwelijke ex-gevangenen van St.-Lambrecht behoorden ze tot de vergeten vrouwen in de geschiedenis. Dit proefschrift brengt hun levensverhalen terug in het hier en nu en daardoor krijgen ze een plaats in het collectieve geheugen van onze maatschappij. Als vrouwen en geloofszusters vormden de gevangenen van het concentratiekamp St.-Lambrecht een minderheid in een dubbele betekenis. Het lot van de vrouwelijke slachtoffers van het naziregime, alsook van de religieus vervolgden, heeft in het wetenschappelijk onderzoek veel minder belangstelling genoten dan dat van hun mannelijke lotgenoten.

Voor mij, geen Getuige van Jehovah, vormde het onderzoeksveld een onbekend terrein. Ik zag me tijdens mijn studie geconfronteerd met veel eigen vooroordelen en reserves tegenover de geloofsgroep. Angsten en aarzelingen moesten overwonnen worden. Bij een aantal van mijn gesprekken met de overlevenden werd er door een tolk vertaald en terugvertaald. De communicatiemechanismen die hierbij optraden, maakten verklaring en bewerking noodzakelijk. Mijn kritische distantie ten aanzien van de geloofsleer en de organisatiestructuur van het Wachttorengenootschap is onveranderd gebleven. Tegelijkertijd voel ik een diep respect voor die Jehovah’s Getuigen, die onder de zware onderdrukking van het naziregime hun eerbied voor het leven niet hebben verloren. In hun standvastigheid waren zij een voorbeeld in menselijkheid waarnaar zij ook handelden. Ik ben erg dankbaar dat ik vrouwelijke Getuigen van Jehovah heb mogen leren kennen, die me op alle mogelijke manieren bij mijn activiteiten hebben ondersteund en gemotiveerd. Door dit werk in de openbaarheid te brengen moeten de ‘Bijbelonderzoeksters van St.-Lambrecht’ alle erkenning krijgen die maar mogelijk is.

Mijn uiteenzetting van dit thema moet echter ook een leemte opvullen in de kennis over het nationaalsocialistische verleden van Stiermarken, waar naast zes concentratiekampen voor mannen ook een vrouwenconcentratiekamp in St.-Lambrecht bestond. De geschiedenis van dit bijkamp van Ravensbrück en Mauthausen, die onlosmakelijk met de levensverhalen van 23 uitgebuite vrouwen uit verschillende landen verbonden is, moet aan de vergetelheid ontrukt worden. Deze geschiedenis wordt hierdoor weer een deel van het collectieve geheugen van de maatschappij.

Dit project was zonder ondersteuning en vele waardevolle suggesties niet mogelijk geweest. Ik dank in het bijzonder mijn beide wetenschappelijke begeleiders, prof.dr. Peter Gstettner en prof.dr. Karl Stuhlpfarrer voor hun uitgebreide en geduldige adviezen over mijn werk.

Ik wil ook Heidi Gsell (historisch archief Jehovah’s Getuigen in Wenen) en Meinard Tydeman (historisch archief Wachttorengenootschap Emmen) hartelijk danken. Zij maakten het mogelijk interviews te houden met Nederlandse overlevenden van het concentratiekamp St.-Lambrecht en stelden reeds verzameld archiefmateriaal van de Wachttorenorganisatie ter beschikking.

Mijn zus Sonja Sommersguter dank ik hartelijk voor de talrijke controles van mijn manuscripten, Judith Langwieser voor haar voortreffelijke vertaalwerk van video-interviews uit het Nederlands.

Speciale dank ben ik verschuldigd aan de voormalige gevangenen Jans Hoogers, Gerdina Huisman en Toos Berkers. De gesprekken met hen maakten het mogelijk het voornaamste deel van de geschiedenis van het vrouwenconcentratiekamp St.-Lambrecht te reconstrueren. Ook Cobie Pronk, die eveneens tot een interview bereid was, ben ik zeer erkentelijk.

Verder wil ik Margarete Günter bedanken, die bereid was tot een gesprek en me ook een rondleiding gaf in het klooster St.-Lambrecht. Ze vertelde me haar herinneringen en stelde bovendien beeldmateriaal ter publicatie beschikbaar.

Mijn grootste dank gaat uit naar mijn echtgenoot Peter Farkas, die me begeleidde, motiveerde en me op alle mogelijke manieren heeft ondersteund. In het bijzonder bedank ik hem voor de constructieve gesprekken en discussies, die me hebben geïnspireerd en het me tegelijkertijd mogelijk maakten mijn evenwicht te bewaren tijdens de vaak tijd- en energieverslindende studies. Aan hem wil ik dit werk opdragen.

Anita Farkas

Lees verder →